“Ik heb het geluk van een financieel peterschap gehad”

Getuigenis: Dokter Helene Belony

Helene Belony, 30 jaar, kom uit een zone die Marmont heet, vlakbij de stad Hinche in het Centraal Plateau in Haïti. Helene komt uit een heel arm boerengezin met vier kinderen. Dank zij een financieel peterschap kon zij studeren. Zij is er enorm dankbaar voor en wil dat hier graag met zoveel woorden zeggen.

Toen Helene ongeveer drie jaar was, stierf haar vader. “Ik heb nooit geweten waarvan. Mijn moeder stond er toen alleen voor. Enkele jaren later, toen ik een jaar of acht, negen was, moest er bij haar een been worden afgezet. Ik heb een oudere broer, Tanio, die nooit naar school geweest is, want dat kon mijn moeder niet betalen. Hij woont in de buurt van Gonaïves en is met de stormen en overstromingen deze zomer alles wat hij bezat kwijtgeraakt.

Ik heb ook nog een jongere broer, Bernard, die tot in het eerste jaar middelbaar geraakt is. Dankzij een priester heeft hij een opleiding tot lasser kunnen volgen. Maar hij heeft niet de middelen om aan het nodige materiaal te geraken om zijn beroep uit te oefenen. Hij werkt momenteel in de Dominicaanse Republiek in heel slechte omstandigheden.

Dan is er nog mijn jonge zusje, Marie-Ange, die heeft wel haar lagere en middelbare school afgemaakt, maar nu kan ze niet verder omdat hogere studies zo duur zijn.

En dan ben ik er ook nog, ik heb wél alle klassen kunnen doorlopen, tot en met universitaire studies voor dokter. Maar ik heb het geluk gehad om via pater Jan Hoet en vzw CUNINA een peterschap te krijgen. Zo heb ik kunnen studeren.

Van mijn jeugd herinner ik me vooral hoe mijn mama moest wroeten om ons alle vier eten te geven elke dag. Ze is een heel gelovige vrouw en ze vond het belangrijk dat haar kinderen naar de chiro en alle kerkelijke activiteiten gingen. Ze kan heel hard werken op het veld, ook al heeft ze maar één been om op te staan.

Hoe is het voor een meisje dat uit de armoede komt om te studeren, tot en met universiteit? Hoe is dat verlopen? Hoe zag je daar zelf tegenaan, dat je ergens een peter of meter had in België?

Helene: Het is een ongelooflijk iets voor mij, als ik kijk waar ik vandaan kom en waar ik nu sta. Eerst zat ik als kind op een kleine lagere school in Marmont. Het was een goed schooltje en ik had altijd heel goede rapporten. Mijn tante werkte bij pater Jan Hoet, die toen pastoor was in onze streek. Zij vond dat ik moest verder studeren omdat ik intelligent was. Op een dag is pater Jan aan mijn moeder komen vragen of ik bij mijn tante mocht komen wonen, op de pastorij. En later ben ik mee verhuisd toen pater Jan pastoor werd in Mombin Crochu. Daar heb ik mijn diploma lagere school gehaald.

Toen had pater Jan al een peterschap voor mij gevonden via de vzw CUNINA. Dankzij het peterschap kon ik naar de middelbare school, het was een internaat bij de zusters van Franciscus van Assisi in Port-au-Prince. Dat heb ik zes jaar gedaan, heel mijn middelbare school, tot het diploma (Bac 2). Ik was ook heel actief in de volleybal ploeg en met de meisjesploeg hebben we vier jaar op rij kampioen gespeeld in de interscholen-competitie. Ondertussen was pater Jan in Port-au-Prince komen wonen en had er een studentenhome opgericht, MIMOSA. Daar heb ik gewoond tijdens mijn universitaire studies.

Ja, over dat peterschap, dat was wel iets dat me heel verbaasd deed staan als kind. Ergens was er een mens die me helemaal niet kende, en die geld stuurde opdat ik iets zou kunnen leren. Voor mij was dat een godsgeschenk, letterlijk dan, een persoonlijke gunst van God voor mij via mijn peter. Zo kijk ik ook naar de wereld: er zijn zovele kinderen die zo graag een rol zouden opnemen in de maatschappij, als dokter, verpleegster, ingenieur, advocaat, diplomaat, enz. als ze maar de kans zouden krijgen.

Je hoort wel eens zeggen dat zo’n peterschap toch wel een heel paternalistische of caritatieve manier is om solidair te zijn met een land als Haïti. Wat vind jij daarvan?

Helene: Peterschappen zijn volgens mij geen caritatieve manier zijn om je solidariteit te uiten, want er worden echt wel kinderen mee geholpen. Zo kunnen ze iets leren dat nuttig is voor hen, maar ze kunnen zich ook nuttig maken voor Haïti. Het is de beste manier om het banditisme te bestrijden, of het drugsprobleem onder de jongeren, of de vele tienerzwangerschappen en de verspreiding van HIV en AIDS. Als een jongere zich intellectueel mag ontwikkelen, dan voorkomt zulks dat hij of zij b.v. in jeugddelinquentie verzeilt, dat hij of zij een kans krijgt om iets van zijn/haar leven te maken. Over dat caritatieve nog even: door een peterschap geef je een kind geen vis, maar je leert het vissen. Is dat zo caritatief?

Het is mijn eigen droom om ooit ook een peterschap op te nemen. Daarom ook dat ik maar hoogstens twee eigen kinderen wil, zodat ik ook iets voor een ander kan doen.

Voor Haïti vind ik het systeem van peterschappen echt goed. Voor een groot deel is dat te danken aan de onvermoeibare inzet van pater Jan, die er zijn levenswerk van gemaakt heeft om jongeren op weg te helpen. Hij heeft de juiste aanpak om te stimuleren en ook te controleren. Je kunt je niet voorstellen wat een enorm verschil het maakt voor een kind als het van een peterschap kan genieten.

Wanneer wist je dat je dokter wou worden? Hoe is die studie verlopen? Heb je ooit tijd voor andere dingen dan studeren? En hoe was het om stage te lopen in het laatste jaar?

Helene: Sinds mijn zevende heb ik altijd gezegd dat ik dokter wou worden. Toen woonde ik nog bij mijn moeder. Later, vanaf mijn 10 jaar, toen ik op de pastorij woonde en nog enkel naar mijn moeder terugging in de vakanties, is dat niet veranderd.

Mijn studies zijn goed verlopen, maar er zijn heel wat slapeloze nachten aan te pas gekomen. Altijd maar studeren, ook in het weekend, dat hoort er nu eenmaal bij. Ik doe wel graag dingen als naar de film gaan, naar het strand gaan, wandelen, enz. Maar door mijn studies is dat maar zelden mogelijk. Eigenlijk gun ik mezelf enkel een film of een uitstap naar het strand vlak na de examens, ongeveer twee keer per jaar. Gewoon om een beetje te bekomen.

De stage in het laatste jaar heeft me heel veel geleerd. Hoe moet ik dat vertellen? Ik was toegewezen aan een ziekenhuis in Cap Haitien als stagiair. Je kan je niet voorstellen hoe het is om te werken in zo’n ziekenhuis. Het ontbreekt constant aan het meest elementaire materiaal. Ik moest bevallingen doen met een laken rond mijn handen, omdat er geen handschoenen waren, ik heb vrouwen genaaid na de bevalling bij het licht van GSM’s of een zaklamp omdat de elektriciteit was uitgevallen, enz. Er waren heel moeilijke momenten bij, vooral als je patiënten niet kunt helpen bij gebrek aan het nodige materiaal en medicijnen, maar er waren ook heel mooie ervaringen, met mensen die ik echt heb kunnen helpen en die me later nog opbelden wanneer ze het ziekenhuis al lang verlaten hadden.

Hoe zie jij je eigen toekomst ? Wat zou je verder graag doen? Welke dromen heb je nog?

Helene: In tegenstelling tot vele Haïtiaanse jongeren die niet hebben kunnen studeren, denk ik dat er een mooie toekomst voor me ligt. Nu ik afgestudeerd ben, moet ik eerst nog een jaar voor de staat werken en dan krijg ik mijn diploma. Met dat diploma zal ik altijd kunnen werken. In 2010 zou ik graag nog een cursus volgen in het Tropisch Instituut in Antwerpen, waar je een speciale kortlopende opleiding tropische geneeskunde kan volgen, afgestemd op de omstandigheden in derdewereldlanden

Voor de verdere toekomst, droom ik ervan te werken in een medisch centrum waar ik mensen kan verzorgen tegen lage prijzen. Het liefst zou ik willen werken met kinderen en vrouwen. En natuurlijk zou ik graag middelen vinden om de mensen te kunnen helpen met de juiste medicijnen en apparatuur zonder dat de prijs van de consultatie te hoog oploopt. Middelen ook om in het centrum kinderen op te vangen die ondervoed zijn. En’s namiddags zou ik dan in een klein ziekenhuis willen werken om eenvoudige chirurgie te doen.

Verder droom ik ervan om ooit te trouwen, ik wil hoogstens twee eigen kinderen en voor minstens één kind een peterschap opnemen. En ik wil zorgen voor mijn gehandicapte moeder met haar ene been.

Je was in Haïti tijdens de stormen van het afgelopen jaar. Kan je daarover vertellen? Hoe is het er nu gesteld?

Helene: Haïti kreeg verschillende tropische stormen te verwerken en dat richtte veel schade aan: de velden, huizen en bezittingen van vele mensen gingen verloren, bruggen en wegen werden weggespoeld, men spreekt van ongeveer 800 doden, enz. Vooral in de buurt van de stad Gonaïves is het een complete ravage, de mensen daar geraken zelfs niet meer aan drinkbaar water of eten. Die hele toestand zorgt voor heel grote gezondheidsrisico’s, er is niet veel nodig of er zullen epidemieën volgen. Er is nergens nog elektriciteit in die streek. De bevolking zit echt in zwarte armoede en tot vandaag ontdekt men nog zones waar geen enkele hulp is doorgedrongen.

Ik vertelde al dat mijn grote broer in die streek woont. Via mijn familie kwam ik te weten dat hij nu ergens in tijdelijk onderdak heeft gevonden, want het water heeft alles meegenomen wat hij bezat. Hij wou naar Hinche gaan, naar mijn moeder, maar de bruggen zijn overal weggespoeld. Het vervoer verloopt heel moeilijk en is duur. Ik heb al een hele tijd geen nieuws meer van hem, want ik kan hem telefonisch niet bereiken.

Dat is allemaal gebeurd in de periode dat ik stage liep in het ziekenhuis in Cap Haitien. Er was een zwangere vrouw uit Gonaïves die naar de prenatale consultatie kwam en die me vertelde dat ze na de storm in de open lucht geslapen had. Het water had haar huis weggespoeld waarin haar zieke man in bed lag. Ze was alles kwijt. Op een avond kwamen ze me halen en toen is ze bevallen. Ze had niets, we hebben toen met enkele mensen geld samen gelegd dat ze toch een laken had om onder te slapen en wat kleren en geneesmiddelen voor haar kindje.

Tot vandaag is de situatie precair, ondanks de vele hulp die de internationale gemeenschap heeft gestuurd. Die hulp is trouwens nog niet overal toegekomen, omwille van de grote schade aan het wegennet. Er zijn nog altijd plaatsen waar men in onmenselijke omstandigheden moet overleven en waar de mensen honger lijden.

En welk is jouw analyse voor Haïti? Hoe zie je de toekomst? Welke tekenen zie jij die je hoop geven voor je vaderland? Wat heeft het land nodig, b.v. op het stuk van de gezondheidszorg?

Helene: Het land staat er helemaal niet goed voor. Elke burger moet zich bewust worden van de rol die hij/zij kan spelen. De staat en de privé-sector moeten werk creëren, het wegennet verbeteren, middelen vrijmaken opdat mensen kunnen stoppen met bomen omhakken, ervoor zorgen dat er niet langer eender waar en eender hoe gebouwd wordt, de landbouw moet ontwikkeld worden, enz. De boeren moeten de middelen krijgen om echt te kunnen boeren. Het kan toch niet dat de oogst elk jaar opnieuw afhankelijk is van de regen, terwijl het water van de rivieren zomaar wegloopt. Er zou nog zoveel grond kunnen bevloeid worden.

De toekomst van mijn land zou mooi kunnen zijn, want de meerderheid van de bevolking zijn heel jonge mensen vol enthousiasme en energie. De ramp is dat heel veel jongeren opgroeien zonder iets te leren. Volgens mij is het een prioriteit dat er voor alle jongeren onderwijs en gezondheidszorg is.

Een teken dat mij hoop geeft, is dat ik voel dat de mensen het beginnen te begrijpen. Ik zie b.v. heel gewone mensen bomen planten, om hun gronden te beschermen tegen nog meer schade.

Op het gebied van de gezondheid is er nood aan meer ziekenhuizen met een betere uitrusting. Elk ziekenhuis zou over het elementaire basismateriaal moeten kunnen beschikken en over een drinkwatersysteem en elektriciteit. Om de situatie van de mensen te verbeteren, moet er zeker ook meer preventief gewerkt worden, b.v. om te voorkomen dat een gewone vrouw in haar leven 13 tot 15 keer zwanger wordt, maar ook om te voorkomen dat ziekten als AIDS en tuberculose verder verspreid worden of dat er ondervoeding optreedt bij kinderen.

Het is mijn diepe wens dat de staat haar verantwoordelijkheid zou opnemen op het domein van de gezondheidszorg. Dan zal het misschien ook niet meer zoveel voorkomen dat de mensen maar bij een dokter komen aankloppen als het al veel te laat is en de ziekte in een terminaal stadium is. En wat ik zeker zou wensen, is dat we als dokter niet langer in een situatie moeten werken waarbij vele patiënten de behandeling in het ziekenhuis niet kunnen betalen. Het is verschrikkelijk als je patiënten verliest omdat ze geen geld hebben voor de medicijnen, de nodige onderzoeken of het verblijf in het ziekenhuis.

Dirk Vermeyen
1 december 2008

Meer artikels uit deze rubriek