Reuze uitdagingen voor het onderwijs in Haïti

Marc-Arthur Fils-Aimé en Raoul Vital van de Haïtiaanse organisatie ‘Institut Culturel Karl Lévêque’ (ICKL) waren enkele weken in België op uitnodiging van hun partnerorganisatie Entraide et Fraternité, de Franstalige zusterorganisatie van Broederlijk Delen. ICKL definieert zichzelf als een onderzoekscentrum van sociale analyse en volksonderwijs. Sinds hun oprichting in 1989 bouwden ze heel wat ervaring op. Ze waren dan ook welkome gastsprekers op een ontmoeting met de Belgische NGO’s werkzaam in Haïti. Vooral het PlateformeHaïti.be, het platform van Franstalige organisaties actief in Haïti, focuste het voorbije jaar op onderwijs en vorming in Haïti. Een dossier hierrond is in opbouw. Vijftien organisaties waren aanwezig op de ontmoeting met als thema professionele vorming en fundamenteel onderwijs.

De diagnose is pijnlijk

Het analfabetisme, gebaseerd op het criterium begrijpend lezen, blijft maar stijgen. Vooral in de gemeentelijke secties, zeg maar de plattelandsdorpen, is het slecht gesteld. Het is de gedeelde verantwoordelijkheid van het Ministerie van Onderwijs en het Ministerie van Landbouw om in elke gemeentelijke sectie een school op te richten. Als die school er dan al komt, gaat het om een gebouw van zeven klassen en met de aanstelling van een directeur en twee leerkrachten. Er zijn klassen van 50 leerlingen en meer, en de vaak niet op hun taak gevormde leerkrachten, moeten soms les geven aan 3 klassen. Niet verwonderlijk is dat de privésector de grote gaten opvult en ongeveer 80 tot 90% van het onderwijs voor zijn rekening neemt. Maar ook daar is de kwaliteit vaak bedenkelijk en de controle op die kwaliteit is afwezig. Bovendien is de toegankelijkheid zeer wisselvallig, want voor de ouders gaat de kostprijs van duur tot zeer duur.

Haïti heeft een scholingsgraad van 76% in het lager onderwijs en slechts 22% in het secundair onderwijs, wat tot de laagste in de wereld behoort. Bovendien zijn 85% van de leerkrachten voor het lager onderwijs niet als dusdanig opgeleid voor het lager onderwijs. Zelfs bij die scholingsgraad van 76% in het basisonderwijs, kan men de vraag stellen welke ontwikkeling de kinderen effectief door maken. Ongeveer 13% van de kinderen in het lager doen hun jaar over, 15% verlaat de lagere school voortijdig en het aantal overjarigen in de klassen loopt op tot 75%. Dit laatste is een groot probleem en vraagt een veel specifiekere aanpak dan wat nu wordt gedaan. Het onderwijs is onvoldoende gericht op de Haïtiaanse realiteit en dat werkt verlammend voor de leerlingen en voor de leerkrachten, het vermindert hun creativiteit. Een voorbeeld is het totale gebrek aan kennis van de rijke traditie aan geneeskundige praktijken bij afgestudeerde dokters.

Zo blijft ook de tegenstelling Creools – Frans een realiteit. Ondanks de gelijkwaardigheid opgenomen in de grondwet, blijft het Frans domineren in het onderwijs. Door van bij aanvang van de lagere school in het Frans te onderwijzen, neemt men aan dat gemakkelijk drie onderwijsjaren verloren gaan voor Creoolssprekende kinderen om het Frans aan te leren. Er werden en worden wel experimenten met programma’s opgezet voor een efficiënter en meer aangepast onderwijs, maar gebrek aan visie bij de overheid geeft die programma’s weinig mogelijkheden tot uitbreiding of veralgemening.


Lagere schoolkinderen

Tot 2005 was de ongelijkheid en uitsluiting in het onderwijssysteem groot. Op de geboorteakten werd tot dan de afkomst van de nieuwgeborenen aangeduid met paysan of citadin, boerenjongen of stedeling. Een onderscheid dat de kansen op verder onderwijs van de eersten erg bemoeilijkte en nog steeds niet helemaal is weggewerkt.

Wie toch door het ganse traject geraakt en een universitaire opleiding afmaakt, vindt in Haïti heel moeilijk werk. Migratie naar Canada, VS, Europa (vooral Frankrijk) en recent ook naar Zuid Amerika (vooral Brazilië) is erg in trek. Dit betekent een groot verlies aan competentie voor Haïti en meestal ook voor henzelf, door ongeschikte tewerkstelling. Hoe anders ook, toch doet deze situatie denken aan de Duvalierdictatuur. Deze was destijds verantwoordelijk voor een enorme braindrain uit Haïti. Een groot deel van de toenmalige intellectuele middenklasse verliet het land om aan de willekeurige repressie en machtswellust van het regime te ontsnappen. Veel dokters en leerkrachten werden zeer gewaardeerde medewerkers van internationale organisaties in Afrika. Ook in Québec onderwijzen nu nog heel wat Haïtiaanse leerkrachten.

Het onderwijssysteem

Het systeem bestaat uit kleuter (pré-scolair) onderwijs van drie tot zes jaar, waarbij de ouders vrij zijn om er hun kinderen naartoe te sturen. Daarna volgt het lager (fondamental) onderwijs met 3 graden van 2 jaar (préparatoire, élémentaire en moyenne). De secundaire opleiding beslaat vier jaar en geeft daarna uitzicht op een professionele of een hogere vorming. Dan zijn er nog volgens het Frans systeem twee baccalauréatexamens af te leggen om toegang te krijgen tot de universiteit. In 2012 was het slagingspercentage 37,08 % waarvan 26,97 % in rhéto en 60,65 % in philo. Tussen 10 000 tot 12 000 studenten vatten een universiteitsstudie aan, nog een groter aantal zitten aan universiteiten in de Dominicaanse Republiek, waar de schoolgelden nochtans veel hoger liggen.

Het overgrote deel van de onderwijssector is dus privé ingericht. Er zijn de bekende scholen van de congregaties, de parochiescholen en de gemeentescholen. Daarnaast zijn er echter privéscholen van leerkrachten, en gemeenschapsscholen opgericht door ouders. Er zijn ook een aantal internationale scholen. Er bestaat een inspectiecel om de kwaliteit van het onderwijs te controleren, maar deze zou niet actief zijn.

Wat het scholingspercentage betreft zijn de laatste jaren toch wel vorderingen gemaakt. Was het cijfer in 2006 amper 50% voor schoolplichtige kinderen in het lager onderwijs, dan zou dat in 2012 toch opgelopen zijn tot 77%. De ouders doen ook enorme inspanningen om hun kinderen naar school te sturen en het minste duwtje in de rug van overheid of anderen doet de scholingsgraad toenemen. Een positieve kentering is dat ook meer en meer meisjes school lopen, daar waar tot voor kort overwegend de jongens onderwijskansen kregen.

Tijdens de laatste presidentiële verkiezingscampagne maakte zanger-kandidaat Michel Martelly onderwijs tot een belangrijk verkiezingsthema door te stellen: « Lekòl gratis » of gratis onderwijs voor alle lagere schoolkinderen. Om dit te verwezenlijken voerde Martelly na zijn aanstelling op 14 mei 2011 een taks in op de internationale communicaties om aldus zijn plan te betalen. Het PSUGO of ‘Programme de Scolarisation Universelle Gratuite et Obligatoire’ zoals het programma binnen het ministerie van onderwijs heet, ligt echter onder vuur. De president zou zeer demagogisch omgaan met de cijfers over extra schoolkinderen via dit programma en de financiering blijkt weinig transparant. Erger nog, er zijn zeer ernstige verdenkingen van fraude.


Raoul Vital bezoekt de foto-tentoonstelling van Christophe Smets

De gemeenschapsschool

Veel volks- en boerenorganisaties werden opgericht met de bedoeling om het eigen lot in handen te nemen, de decentralisering van diensten kwam immers niet van de grond. ICKL gaf hierbij begeleiding, hielp de bewegingen om zich te structureren, ondersteunde de bewegingen met landbouwvorming (de dominante beroepsactiviteit) en werkte met hen ook het model van gemeenschapsscholen uit. Deze worden opgericht door de ouders van gemeenschappen die geen gehoor vonden bij de overheid om voor een school te zorgen en het heft dus in eigen handen nemen. Deze gemeenschapsscholen krijgen geen enkele tegemoetkoming van staatswege en werken dus vaak met zeer beperkte middelen en beperkt opgeleide leerkrachten. Het zijn deze gemeenschapsinitiatieven die ICKL nauw aan het hart liggen en waarbij zij begeleiding en ondersteuning bieden in de mate van het mogelijke voor schoolinfrastructuur, schoolmateriaal, opleiding van leerkrachten en gemeenschapsinitiatieven die inkomsten genereren voor de school.

Onderwijs is een overheidsverantwoordelijkheid en daar blijft ICKL samen met andere mensenrechten- en ontwikkelingsorganisaties op drukken. Hun lobbywerk stuit op demagogische reacties en gebrek aan visie op onderwijs bij de overheid. ICKL brengt de gemeenschapsscholen ook samen in een netwerk waarin leren van mekaar door uitwisseling van ervaringen centraal staat. Men probeert ook de materialen en curricula van aangepaste programma’s met mekaar te delen.

De economische situatie van de gezinnen maakt het allemaal niet eenvoudig, kinderen gaan vaak met honger naar school. Ook dat is een probleem waaraan men werkt met schoolkantines, die al dan niet hulp krijgen van buitenaf. In Marigot bijvoorbeeld ontvangt de gemeenschapsschool middelen van een graanmolen die er werd geïnstalleerd. Op andere plaatsen komen de middelen van het stockeren van granen, die na verloop van tijd tegen betere prijzen worden verkocht. Nog een ander voorbeeld is een bakkerij die de gemeenschapsschool financieel ondersteunt. Bij al deze gemeenschapsinitiatieven zit het geheim er hem in dat ze worden beheerd door vrijwilligers, sterk gemotiveerde leden van de gemeenschapsorganisaties.

De organisaties verantwoordelijk voor de gemeenschapsscholen zijn bewuste belangenverenigingen die opkomen voor hun rechten. Maar we moeten niet uit het oog verliezen dat 60% van het budget in Haïti van de internationale gemeenschap komt en het land dus zeer afhankelijk maakt. Heel dikwijls krijgen deze organisaties tegenwerking door initiatieven van grote organisaties die bijvoorbeeld met ‘cash for work’ werken of door politieke partijen die zich in de organisaties inkopen om kiezers te ronselen.

De uitdagingen voor onderwijs zijn enorm, de middelen en de capaciteit beperkt. ICKL roept ons dan ook op om hier in België bij onze initiatieven aandacht te hebben voor een grotere toegankelijkheid en een betere kwaliteit van het onderwijs in Haïti. Daarvoor kunnen we niet alleen materiële middelen inzetten, maar bijvoorbeeld ook lobbyen bij de Europese Unie om van onderwijs een prioritaire as te maken van de hulpverlening. Pleidooi ook voor een aangepast onderwijs waardoor de wel heel jonge bevolking van Haïti een echt toekomstperspectief krijgt en kan bijdragen in de ontwikkeling van het land.

Rhoddy Petit
16 maart 2014

Meer artikels uit deze rubriek