Haïti bleef grotendeels gespaard van de hevige regenval en de felle rukwinden die gepaard gingen met de orkaan Irma. De levensduurte neemt alsmaar toe. Er waren protesten van werknemers die een hoger minimumloon eisten, omdat ze met hun huidige loon niet menswaardig kunnen leven. Veel mensen belanden onder de armoedegrens. De grenspolitie van de Dominicaanse Republiek zet regelmatig mensen met Haïtiaanse roots over de grens. De Haïtiaanse autoriteiten liggen onder vuur omdat ze te weinig doen voor de arme bevolking en ook omdat ze terug een leger willen oprichten.
Na de verwoestende doortocht, begin oktober vorig jaar, van de orkaan Matthew, die vooral in het zuiden een ravage aanrichtte, veroorzaakte de orkaan Irma, begin september, minder schade. Toch waren er in de departementen van het Noorden en het Noordwesten overstromingen waardoor de meerderheid van de boeren schade leed. In het Noorden werden de velden met ‘pois congo’, avocado’s en bananen vernield. In het Noordwesten werden de zaden van prei, wortelen, tomaten en bieten weggespoeld door de stortregens van orkaan Irma. Boerenorganisaties riepen de autoriteiten op om nieuw zaaigoed te geven aan de getroffen landbouwers. Tot op heden heeft de overheid nog niets gedaan.
Na Irma waren er nog andere orkanen José en Maria die de de regio van de Caraïben bedreigden. Gelukkig hebben deze twee ¨geen catastrofe aangericht in Haîti. De buurlanden werden wel zwaar getroffen, maar Haïti werd dit keer gelukkig gespaard.
Ontevredenheid en protest bij de arbeiders
Op 26 juni was er opnieuw een betoging van duizenden arbeiders van bedrijven die actief zijn in de onder-aanneming onder andere in de textielsector. De betogers eisten een loon van 800 gourden. Het huidige minimumloon bedraagt 300 gourden, en vele arbeiders krijgen slechts 250 gourden in deze ‘factories’. Het waren voornamelijk vrouwen die manifesteerden. Ze uitten hun verontwaardiging over de manier waarop ze door de werkgevers behandeld worden. ‘De honden van onze bazen worden beter behandeld dan wij’ riep een woedende jonge vrouw. Het dagloon van een arbeidster is inderdaad soms minder dan wat haar baas dagelijks uitgeeft aan voedsel voor zijn hond.
De betogers eisten betere sociale voorzieningen – zoals sociale woningen voor de arbeiders – en betere arbeidsomstandigheden in de bedrijven.
Om tegemoet te komen aan de eisen van de arbeiders installeerde president Jovenel Moïse op 7 juni 2017 een Hoge Raad voor de Salarissen, die als taak heeft het minimumloon te bepalen. In deze raad zetelen echter mensen die het minimumloon willen verlagen tot 250 gourden. Andere leden van de raad hebben banden met de bazen van de textielbedrijven. De vakbonden weigeren om de leden van deze raad met een bedenkelijke reputatie te erkennen.
Op 7 juli stelde de Hoge Raad voor de Salarissen voor om het minimumloon op te trekken naar 335 gourden. Dit lokte meteen hevig protest uit. De werkgevers weten heel goed dat 335 gourden (4,19€) als minimumloon voor een dag werk veel te weinig is om menswaardig te kunnen leven, verklaarde een vertegenwoordiger van de arbeiders. Ter vergelijking: 1 Amerikaanse dollar is 64 gourden waard; 1 euro heeft een waarde van 80 gourden.
Op 10 en 12 juli waren er opnieuw manifestaties van de arbeiders in de straten van Port-au-Prince. Opnieuw eisten ze een minimumloon van 800 gourden. De vakbonden eisten dat de arbeiders die arbitrair en illegaal ontslagen werden na de eerste protesten van midden mei opnieuw aan de slag zouden kunnen gaan.
Het arbeidersprotest begon inderdaad al in mei, toen de regering de olieprijzen sterk verhoogde. Dit leidde tot een verhoging van alle prijzen. Een arbeider en een arbeidster geven dagelijks gemiddeld 90 gourden uit aan vervoer van en naar hun werk, 150 gourden voor twee maaltijden en 60 gourden voor drank. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat 335 euro als dagloon veel te weinig is. De arbeidersklasse leeft in de miserie, want de prijzen voor alle levensnoodzakelijke producten blijven maar stijgen, terwijl het minimumloon veel te laag blijft.
De vakbonden wilden opnieuw actie voeren van 31 juli tot 5 augustus, maar de politie verhinderde elke nieuwe betoging. Actievoerders werden opgepakt en mishandeld. Uiteindelijk ondertekende de president een arrest waarbij het minimumloon werd vastgelegd op 350 gourden.
Heroprichting van het leger
Het ministerie van landsverdediging besliste om van maandag 17 juli tot vrijdag 21 juli jongeren te rekruteren voor de vorming van een nieuw leger. Dit gebeurde zonder dat er een generale staf van het leger was aangesteld en zonder enig wettelijk kader.
In 2012 en 2013, stuurde Tèt kale, de partij die ook vandaag aan de macht is, een cohorte jongeren naar Ecuador om daar opgeleid te worden aan de militaire school. De bedoeling van toenmalig president Michel Martelly was om hiermee de basis te leggen voor een nieuw Haïtiaans leger.
Op 9 mei 2015 zorgden een zestigtal zogenaamde oud-militairen voor opschudding toen ze paradeerden in Cap-Haïtien. Op 6 februari 2016 was er een onverwacht defilé van gewapende zogezegd oud-militairen in de straten van Port-au-Prince.
Het regime Tèt kale, dat sinds 7 februari geleid wordt door huidig president Jovenel Moïse, heeft er nooit een geheim van gemaakt dat het opnieuw een leger wil oprichten. In 1995, toen Aristide president was, werd het leger ontmanteld en afgeschaft maar echter nooit geschrapt uit de grondwet. Sindsdien is met internationale hulp een stevige politiemacht uitgebouwd die moet instaan voor de nationale veiligheid.
Het ministerie van defensie kreeg voor de periode 2017-2018 een budget van ongeveer 500 miljoen gourden om zogezegd de nationale soevereiniteit terug te herstellen. Het nieuwe leger zou de grenzen van Haïti moeten controleren.
Verschillende sociale- en mensenrechtenorganisaties maken zich zorgen over de lancering van operaties die moeten leiden tot de heroprichting van een nieuw leger. Ze stippen aan dat de sociale context precair is. Haïti heeft te kampen met zoveel problemen dat de oprichting van een nieuw leger geen prioriteit zou mogen hebben.
Het geld dat nu vrijgemaakt wordt voor een nieuw leger zou beter gebruikt worden om de politie verder te professionaliseren zei een vertegenwoordiger van een boerenorganisatie. Het woord ‘leger’ roept bij een groot deel van de bevolking slechte herinneringen op. Men denkt daarbij aan staatsgrepen, willekeurige arrestaties, verdwijningen en afpersing. De bevolking werd trouwens niet geconsulteerd in verband met de heroprichting van het leger. Er vond geen enkel publiek debat over plaats.
In een brief van 25 juli hadden een aantal parlementsleden kritiek op de minister van defensie, Hervé Denis, die zonder grondwettelijk kader jongeren rekruteerde voor een nieuw Haïtiaans leger. De kritiek viel in dovemansoren. De regering ging gewoon door met haar project. In totaal werden in juli 2 350 jongeren gerekruteerd, waaronder 350 meisjes. De nieuwe rekruten moeten nog medische tests ondergaan en een aantal proeven afleggen.
Het ministerie van defensie maakte ook bekend dat een aantal oud-militairen vanaf midden augustus geïntegreerd zullen worden in de nieuwe militaire structuur.
Haïtianen in de Verenigde Staten
In juli en augustus kwam een massale vluchtelingenstroom op gang van de Verenigde Staten naar Canada. De meerderheid van de vluchtelingen werd geboren in Haïti, maar verbleef in de VS. Ze ontvluchtten de VS omdat Donald Trump ermee dreigde hun statuut van ‘tijdelijke bescherming’ in te trekken. Haïtianen kregen dat statuut na de zware aardbeving in 2010, waardoor ze legaal in de VS mochten werken.
Als Donald Trump doorzet met zijn plannen, kan hij zowat 60 000 Haïtianen terugsturen naar hun straatarme thuisland. De Haïtianen in New York en Florida zijn in paniek. Het zijn kwetsbare mensen die niet terug willen naar de moeilijke situatie in Haïti.
In juli arriveerden naar schatting 1 150 asielzoekers in Québec, in vergelijking met 180 vorig jaar. De provincie heeft al een grote diaspora uit Haïti. Velen daarvan kwamen vrijwillig helpen met de opvang van de nieuwkomers.
De vluchtelingen kregen onderdak in het olympisch stadion van Montréal. De burgemeester van Montréal zei dat de vluchtelingen kunnen rekenen op de medewerking van de stad. Zo zijn er teams die hen helpen met het papierwerk. De minister van immigratie verklaarde dat de vluchtelingen zullen opgevangen worden door een sterk, competent en ervaren netwerk.
De Haïtianen kunnen tot de herfst in het olympisch stadion blijven. Tegen dan wil Canada alle dossiers verwerkt hebben. Vluchtelingen krijgen gezondheidscontroles en worden door veiligheidsdatabases gehaald.
Toch is het verre van zeker dat de Haïtianen in Canada kunnen blijven. Integendeel, Ottawa beschouwt Haïti als een ‘voldoende veilig’ land en kan de vluchtelingen terugsturen.
De Dominicaanse Republiek repatrieert mensen met Haïtiaanse roots
Een arrest van het Grondwettelijk Hof van de Dominicaanse Republiek van 23 september 2013 bepaalt dat de Dominicaanse nationaliteit zal worden ontnomen van alle afstammelingen van vreemdelingen, waarvan de overgrote meerderheid Haïtiaanse roots heeft, die sinds 1929 op illegale wijze geïmmigreerd zijn in de Dominicaanse Republiek. Onder druk van de internationale gemeenschap werd in mei 2014 de wet 169-14 goedgekeurd die leidde tot een Nationaal plan voor de regularisatie van vreemdelingen in de Dominicaanse Republiek. Ongeveer 240 000 migranten, hoofdzakelijk mensen met Haïtiaanse roots, kregen hierdoor een voorlopige verblijfsvergunning. Op 17 juni 2017 vervielen al deze voorlopige verblijfsvergunningen. Ze werden echter met een jaar verlengd.
Toch stelt de GARR, een organisatie die het opneemt voor de Haïtiaanse migranten, vast dat er systematisch gedwongen repatriëringen plaatsvinden vanuit de Dominicaanse Republiek. Daarbij worden de rechten van de gerepatrieerden geschonden. Leden van dezelfde familie worden gescheiden van elkaar, er is fysieke agressie, reispapieren, originele documenten en mobiele telefoons worden afgenomen. In de Dominicaanse Republiek is er een speciale eenheid die instaat voor de repatriëringen. Ze wordt bijgestaan door meer dan duizend militairen.
In juni werden 1 217 mensen de grens overgezet. Tijdens de maand juli werden er 8 312 mensen gerepatrieerd. In de grensstreek zijn er aan Haïtiaanse kant geen of onvoldoende voorzieningen om de gerepatrieerden op te vangen en te begeleiden, door een gebrek aan financiële middelen.
De GARR roept de Haïtiaanse regering op om de systematische schendingen van de mensenrechten bij de gedwongen repatriëringen ter sprake te brengen bij de Dominicaanse autoriteiten. Ze verwacht ook dat de Haïtiaanse autoriteiten een dialoog aangaan met de Dominicaanse machthebbers. Het is onaanvaardbaar dat mensen die meer dan 30 of 40 jaar in de Dominicaanse Republiek geleefd en gewerkt hebben en al twee generaties van nakomelingen hebben, alleen maar een voorlopige verblijfsvergunning kunnen krijgen.