Daklozenkampen zijn niet helemaal wat ze lijken

Bij de aardbeving verloren veel mensen hun huis of was het zo beschadigd dat het onbewoonbaar werd verklaard en nadien werd afgebroken. Enkele maanden na de aardbeving werd dit aantal op 200.000 gebouwen geschat en verbleven omstreeks anderhalf miljoen mensen in tentenkampen. In de periode van de naschokken en totale chaos was het ook ten stelligste afgeraden om in beschadigde huizen te vertoeven. De slachtoffers trokken naar alle mogelijke open terreinen in de stad: stadsparken, sportvelden, grote binnenplaatsen, parkeerterreinen, ….

Overal kampen

Elke open, beschikbare ruimte werd een klein – of een reuzenkamp. De kampen kwamen vooral in de aandacht omdat ze vaak slecht georganiseerd waren en slechts uitzonderingen beantwoordden aan de geldende standaarden van oppervlakte en hygiëne. De veiligheid bleek in veel kampen een probleem. Vooral alleenstaande moeders en jonge vrouwen werden soms verplicht tot seksuele diensten om toegang te hebben tot hulp, of werden brutaal verkracht.
Anderhalf jaar na de aardbeving zouden nog steeds 800.000 mensen in de tentenkampen leven. In juni 2011 besloot het gemeentebestuur van Delmas dat het nu welletjes was en begon met de geforceerde opruiming van enkele kampen. Onmiddellijk klonk er luid protest van mensenrechtenorganisaties en andere sociale bewegingen. Daklozenkampen ontruimen, daar moet een mens toch tegen zijn?! En van nature uit zijn we ook geen monsters die mensen willen wegjagen uit een onderkomen dat vaak nauwelijks die naam verdient. Het zijn namelijk niet altijd tenten in stevig zeil, zoals er gelukkig wel in een aantal kampen zijn opgetrokken door de grotere ervaren organisaties. Waarom spreken dan toch steeds meer mensen zich uit voor die ontruimingen?

Overheid beslist niet

Mensen die hun huis (eigendom) in de volkswijken verloren hadden kregen vaak hulp via allerlei projecten van organisaties als UNOPS, USAID, overheid, NGO’s, …, voor de afbraak/opruiming van de oude woning en een voorlopige woning op hun terrein. Dit gebeurde met weinig ruchtbaarheid. De noodzakelijke hervestigingen op grotere schaal bleven uit, vooral door een gebrek aan kadastergegevens en de onwil om tot onteigeningen over te gaan. Het zijn vooral de mensen die huurden die nu nog terecht in de kampen verblijven. Een deel van hen zou wel terug iets kunnen huren, maar ze kunnen onmogelijk de hogere huurprijzen betalen, die twee- tot driemaal duurder zijn dan vóór de aardbeving.
Die onbeslistheid van de overheid werd aangeklaagd. De heropbouw verliep/verloopt veel te traag. Toch hebben veel organisaties daarvoor grote budgetten. Sommige begeleiden families bij aardbevingsbestendige zelfbouw, staan hen al dan niet bij met een deel bouwmaterialen en technisch bouwadvies, andere organisaties schenken families een voorlopige of definitieve kleine, later uitbreidbare woning. Tussen die twee extremen worden alle mogelijke varianten toegepast. De laatste weken verschijnen er aldus af en toe krantenkoppen zoals “16 wijken op het punt gerehabiliteerd te worden voor mensen afkomstig uit 6 kampen”.

De feitelijke toestand

Als we een kijkje gaan nemen naar wat er allemaal gebeurt in zo’n kamp, is het opvallend dat een deel van de tentjes gebruikt wordt door 1 enkele persoon, wat erop wijst dat ze kinderen/vrouw al lang naar het binnenland stuurden voor oa. veiligheid en betere levensomstandigheden. Van enkele kennissen bij de politie kreeg ik ook te horen dat een ander deel van die tentjes gebruikt wordt als “hotel”, “obscure minicinema’s”, drugstraffic, heling, … . En doordat de tenten dicht op mekaar staan, slaagt de politie er zelden in om een vluchtende crimineel die zich in zo’n kamp verbergt terug te vinden. Een ander deel van de tentjes staat ‘s nachts ook leeg, overdag zitten er mensen in en hebben ze er hun zaakje zoals een kapsalon, een internetcafé, een winkeltje, reparatieateliertje voor telefoons, …

Bizar is ook dat heel wat bewoners van een kamp niet in de directe omgeving woonden vóór de aardbeving. Dat wijst er dan weer op dat de eerste bewoners daar wellicht uit nood zaten, maar dan weer weggingen en vervangen werden door anderen, die daarvoor ook al niet echt een woning hadden, die naam waardig, mensen uit de sloppenwijken van Cité Soleil, Martissant, Carrefour Feuille, …. Meerdere waarnemers bevestigen trouwens dat de mensen die vlak na de aardbeving het binnenland invluchtten later soms talrijker terugkeerden om in Port-au-Prince meer hulp te ontvangen. Geruchten en beloftes zoals ‘iedereen zal een stuk grond krijgen en een huis erop’, hadden vaak perverse effecten op de mensen.

Een andere zaak is dat de mensen in de kampen ook al verschillende keren werden aangespoord om de pleinen of terreinen te ontruimen. Maar, zelden wordt daarbij een alternatief aangeboden, soms een klein bedrag ter compensatie, zoals recent in Pétionville. Maar dat zorgt dan weer voor een aanzuigeffect, als een stuk van het kamp leeg komt, zijn er direct weer anderen die ook een bedragje willen ontvangen.

Weinig goeds

Als je het even vraagt aan de mensen die niet te zwaar getroffen werden door de aardbeving, dan brengen de kampen volgens hen weinig goeds met zich. Ten eerste stellen ze zich veel vragen over een deel van de mensen die daar nu nog zitten, al zit een aantal van hen wel degelijk volledig aan de grond en kunnen ze geen kant op. Vooral de mensen die dicht bij zo’n kamp wonen, of er langs moeten op weg van en naar het werk, klagen steen en been: ’s morgens vroeg en ’s avonds laat worden ze er vaak beroofd van hun geld en telefoons. Schoolgaande kinderen zijn dan weer overdag het slachtoffer. Het geeft grote overlast bij de reeds grote verkeerschaos, er is enorme afvalproductie, bovendien wil men graag de pleinen terug om kinderen te laten spelen of naar school te laten gaan, want tot nu toe zijn sommige scholen nog steeds bezet, zoals enkele binnenplaatsen van bedrijven. En je kan je afvragen hoe leefbaar een stad blijft zonder enige open ruimte.
Heel wat buitenlandse organisaties bekijken de kampen enkel als een op zich zelf staande realiteit. Ze zien dan de ontruimingen door het gemeentebestuur van de kampen in Delmas bijvoorbeeld nadrukkelijk als een “wreedaardig ontruimen”. Maar als je onder de zeilen gaat kijken en de vele perverse effecten van langdurige tentenkampen ook in beschouwing neemt, is het niet allemaal zwart/wit. Als je de Haïtiaanse burgers zo in het algemeen hoort dan hebben die weinig bezwaren tegen het ontruimen van die kampen. Soms vinden ze het wel spijtig voor de echte slachtoffers van de aardbeving die nog in zo’n kamp verblijven, maar tegelijkertijd hopen ze dat ook de andere kampen zo snel mogelijk worden ontruimd.

Gerrit Matton
8 september 2011

Meer artikels uit deze rubriek