Een historisch gedocumenteerde roman

Op 20 april 2003 bezocht ik het “Fort de Joux” in de Jura, aan de grensovergang met Zwitserland (Pontarlier). Daar bevindt zich het massieve fort waar Toussaint Louverture naar toe werd gebracht nadat hij in de val was gelokt door Napoléon, die besprekingen over de eerste Zwarte Republiek had beloofd. De Haïtiaanse slavenleider zou er van ontbering en kou sterven.

In zijn Cahier d’un retour au pays natal eist Aimé Césaire Toussaint Louverture op als notoir voorbeeld van de historische realiteit dat slaven wel degelijk weerstand boden, ook al was dat in de meeste gevallen “une révolte avortée”. Edouard Glissant spreekt terecht van “un complexe de Toussaint” in zijn sociaal-cultureel essay over de Antilliaanse samenleving, getiteld Le discours antillais (1981). De Kleine Antillen (Martinique en Guadeloupe), in tegenstelling tot het vroegere Saint-Domingue, hebben geen held gehad om te vereren. De overwinning van Toussaint Louverture, een belezen slaaf die de vrijheidsidealen “liberté, égalité, fraternité” ook bij de analfabete slavenmassa had laten doordringen, was eeuwenlang voor de Caribische gemeenschappen en zelfs voor de Afro-Amerikanen hét bewijs dat “marronnage” en geweld slavernij en kolonialisme konden omverwerpen.

Toch is er in Guadeloupe een heldin, Solitude, en gezien het belang voor elk volk om heroïsche leiders te vereren, is het des te merkwaardiger dat een Frans-Joodse auteur deze taak op zich heeft genomen. André Schwarz-Bart publiceerde in 1972 bij Seuil het uitstekende La Mulâtresse Solitude, dat nu eindelijk naar het Nederlands is vertaald bij Meulenhoff in Amsterdam (2002).

André Schwarz-Bart verwierf naam in Franse lezerskringen met zijn gigantisch epos Le Dernier des Justes (1958), bekroond met de Goncourt-prijs. Zijn tweede roman wijdde hij aan de Antilliaanse geschiedenis, meer bepaald aan een heel bijzondere episode: in 1794 keurde de Conventie in Parijs de afschaffing van de slavernij op de Franse Antillen goed. In 1802 bedacht Napoléon zich evenwel en stuurde hij zijn schoonbroer Leclerc (in gezelschap van Pauline Bonaparte) naar Guadeloupe om er het juk van de slavernij weer op te leggen. De toch al chaotische toestand op het eiland werd nog erger. De weerstand was groot, maar ontoereikend tegen de Franse, militaire overmacht. De mulat Ignace Leclerc trok zich met een 300–tal zwarten terug, hoog in de heuvels van Matouba, op de Plantage Danglemont. Toen duidelijk bleek dat zij het onderspit moesten delven tegen de Franse soldaten, verkozen zij zich op te blazen. Onder de opstandelingen bevond zich Solitude, hoogzwanger, die de explosie overleefde, gevangengenomen werd, en pas na haar bevalling, geëxecuteerd.

Wat La Mulâtresse Solitude zo bijzonder maakt in de Caribische en zelfs in de Frantalige literatuur is de geslaagde transpositie van de Eeuw van de Verlichting tegen het decor van de mensenhandel, de plantage-economie, het zedelijk verval van de Europeanen ter plaatse en bovenal de meest schrijnende, mensonwaardige condities waarin de slaven trachten te leven, beter, overleefden of creveerden. Deze historisch gedocumenteerde roman verdient aanbeveling; na dertig jaar vertoont hij nog geen enkele rimpel. Alleen – en dat is uiteraard subjectief – beklijft Schwarz-Bart minder in het Nederlands, té veel stijleffecten gingen verloren.

Kathleen Gyssels
1 juni 2003

André Schwarz-Bart, Mulattin Solitude; Meulenhoff, Amsterdam, 2002; 15,50 euro, ISBN: 90-290-7121-4