Courtois keek een beetje onwennig en ik ook. “Wat moet ik met die man”, leek hij te denken? “Wat moet ik hier”, dacht ik? Ik maakte alvast enkele foto’s! Dit sloeg duidelijk aan. Vader en moeder trots, de elf kinderen , een kleinkind plus twee weeskindjes (waar ook voor gezorgd werd) giechelden. “Zie jou daar staan”, zegt Elise. “En jij dan”, grapt Benitte. Er wordt gelachen, het ijs is gebroken, de kinderen hangen aan mijn arm, de ouderen kloppen op mijn schouder. Vader lacht zijn vier overgebleven tanden bloot en moeder Iramene is best in haar nopjes.
Ik diep mijn album op met prentjes over mijn kindertijd en uiteraard beelden van mijn familie. Onze kleinkinderen Roan en Ylana hebben veel bekijks. “Hee, Ylana, zo heet ik ook, maar ik ben al 19 en zij is nog een baby”, zegt een vriendelijk meisje. Wat een lieve baby!
Daar zaten we dan, onder de sterrenhemel. Ik op een stoel (er waren maar drie stoelen), Courtois op een stoel, zijn vrouw zat diep gehurkt (zoals alleen de vrouwen daar kunnen zitten) en één van de zonen zat op de andere stoel. De rest van de familie zat in een kring rond mij. Ze keken naar die grote lelijke blanke man.
“Wat moet die rijk zijn, zo helemaal uit een ver land en dan nog met een vliegtuig gekomen…”. “Was het een groot vliegtuig?”, zei een meisje, “en hoelang heb je gevlogen?” “Zijn er veel auto’s bij jullie?”, probeerde Toma, de op één na oudste zoon. Ik probeerde hen de gevolgen van veel auto’s en dat soort zaken (pollutie, verkeersproblemen) uit te leggen. “New York”, zei een ander, “dat is de beloofde wereld.” Hij vroeg of ik via New York gekomen was. “Neen, helemaal niet” zei ik. Samen probeerden we een beeld te vormen van Europa en dat duurde wel een tijdje.
Het ideaalbeeld, zo stellen ze zich dat voor: “Jullie hebben allemaal telefoon, auto ‘s, alles, het is daar allemaal zo fantastisch aan de andere kant van de wereld!”
Een Vlaming die deelneemt aan een door Broederlijk Delen georganiseerde “inleefreis” naar Haïti.
Ondergedompeld in het leven zoals het is, daar in het verre Haïti.
Een in België wonende Haïtiaanse die een bezoek brengt aan haar thuisland, een verhaal van heimwee, ontgoocheling en vreugde.
Een Belgisch koppel dat na 27 jaar terugkeert naar het dorp Cerca Carvajal, dat het 27 jaar geleden verliet na er verscheidene jaren te hebben gewerkt.
Drie invalshoeken, drie reisverhalen, één dossier.
Veel leesgenot!
Ik vertelde hen dat er bij ons bijna geen sterren meer te zien zijn, dat de maan nergens zo mooi schijnt als hier, en dat ik nog nooit zo een groot en vooral gelukkig gezin heb gezien. “Dit is hier het paradijs op aarde”, zei ik . Met deze gelukzalige gedachte ging iedereen naar bed. Voor mij was er een apart bedje in de beste kamer. Waar de anderen allemaal sliepen, weet alleen God, maar ’s morgens om half vijf hoorde ik de gastvrouw Iramene zachtjes neuriën en de knappe Aloude zong dicht bij de rivier een liedje. Een Creools liedje Wie weet? Misschien wel over de mooiste sterrenhemel van de wereld.
Vanavond ben ik alleen op mijn tweede inleefverblijf. Dieula de vrouw des huizes, is er en Beuddelie, het zevenjarig dochtertje, is er ook. Straks is er weer activiteit in het kleine cultuurcentrum hier naast het huisje. Dan komen de mensen uit het dorp TV kijken – hier heeft men elektriciteit. Inderdaad, er staat een TV, en elke avond kan men een videofilm komen bekijken, en er is hier ook een kleine bibliotheek.
“Je moet nog wat eten!”, zegt de gastvrouw. “Zal ik nog wat voor je koken?” “Is er brood?”, vraag ik. “Ja, dat heb ik, maar wil je nog wat?” “Neen, dank u, als er brood is, dan is het goed.”
In Haïti eet je als gast altijd alleen, zo blijkt. In mijn vorig verblijf was dat ook zo. Men wachtte geduldig tot ik gedaan had en dan werd alles wat ik overliet netjes verdeeld. Dieula tovert brood vanonder een grote doek en zet het voor mij neer. “Alleen maar brood?”, vraagt ze. “Ik heb confituur!”, repliceer ik. “Hmm!”, zegt zij. Ik loop naar mijn kamer en haal de confituur die we onderweg gekocht hebben, en ik heb ook nog wat kaas bij. Ik nodig de vrouw mee uit aan tafel en – wonder boven wonder – ze komt erbij zitten. “Eet je hier geen confituur?”, vraag ik. “Neen”, zegt ze. “Wil je?”, vraag ik. Ik krijg een bevestigend antwoord. Even later smullen we met zijn tweetjes. Het lijkt haar echt te smaken.
We keuvelen wat tot we onderbroken worden door dochter Beuddelie en het lieve buurmeisje. We smullen nu met ons vieren samen brood en confituur. Het is de eerste keer dat die vrouw even rust, zo blijkt. Ik vraag haar of ze nooit even vrij heeft. Ze schudt een beetje verlegen met haar hoofd. Je bent al van vier uur in de weer, vertel ik, en het is nu acht uur in de avond. Ze zucht even, ze luistert of haar man niet terugkomt, want dan zal ze binnen de kortste keren weer aan het werk vliegen en misschien nog wel eten maken. “Neem nog wat”, stel ik voor. Blijkbaar durft ze niet en ze vraagt me of ik nog water nodig heb om me te wassen. “Nu niet, ik ga wat schrijven”, zeg ik.
Even later komt Be en het buurmeisje mij met mijn arm nemen om mee naar tv te kijken. Met Be op schoot en het buurmeisje dat zich vleiend tegen mijn arm genesteld heeft, kijk ik naar een oude Franse Film. Mijn gastvrouw komt ook even binnen. Ze glimlacht, ik lees in haar ogen “het was lekker, brood met confituur”. Voor ons een doodgewoon tussendoortje, voor hen waarschijnlijk een feestmaal.