Pleidooi voor accent op landbouwontwikkeling in de Europese steun voor Haïti.

**Op 13 juli 2010 kregen drie Haïtiaanse experten de gelegenheid om Europese parlementairen en ambtenaren te ontmoeten en hun visie op de landbouwontwikkeling in Haïti toe te lichten. Ze pleitten vooral voor meer aandacht en ondersteuning voor deze stiefmoederlijk behandelde sector. De Coördinatie Europa – Haïti, een netwerk van NGO’s uit 8 Europese landen dat direct contact heeft met een 50 tal Haïtiaanse organisaties, organiseerde dit moment van informatie, uitwisseling en pleidooi. **

Mevrouw Michèle Striffler, Europees parlementariër voor EPP Frankrijk, aanvaardde het voorzitterschap van deze vergadering. Zij is permanent rapporteur voor de noodhulp en eerste vicevoorzitter van de commissie ontwikkeling en kan dus mee een stempel drukken op de besluitvorming. In deze functies bracht Mevr. Striffler in juni 2010 reeds een bezoek aan Haïti.
Zij leidde deze conferentie in rond voedselzekerheid en het Landenstrategie Document Haïti 2007-2013. Dit document (een CSP – Country Strategy Paper) bepaalt waaraan de EU- hulp in Haïti wordt gespendeerd. We waren toen halverwege de uitvoeringstermijn, een moment van herziening en mogelijke bijstelling dus . 300 Miljoen Euro voor niet-humanitaire hulp werd na de aardbeving al gebudgetteerd, er blijft thans nog 196 miljoen toe te kennen. Tot nog toe gaat de hulp vooral naar wegenbouw of infrastructuur, gouvernance en budgetsteun. Deze ontmoeting was dan ook de gelegenheid om de grote nood aan landbouwontwikkeling onder de aandacht van de EU-parlementairen en diensten te brengen.

Drie zeer actieve mensen uit het Haïtiaanse middenveld, werden uitgenodigd naar Brussel voor deze conferentie in het Europees parlement. Zij lichtten de situatie in Haïti toe en gaven hun zienswijze op rurale ontwikkeling. We geven naast hun informatie ook een drietal reacties daarop weer van mensen uit EU-kring.

De heer Abner Septembre, coördinator van APV, Association Paysan Vallue, benadrukte het belang van de landbouw voor Haïti. Kon het land nog gedurende de 70er jaren in zijn eigen voedsel voorzien, dan verslechterde de situatie, mede onder buitenlandse druk, drastisch gedurende de 80er en 90er jaren. Productie en export bleven achteruit boeren en Haïti werd meer en meer afhankelijk van import en voedselhulp. Nochtans werkt nog steeds bijna 80% van de plattelandsbevolking op een of andere wijze in de landbouw en is de sector, die nooit gesubsidieerd werd, nog steeds goed voor 25% van het BNP. Het is dan ook duidelijk dat bij het toekennen van buitenlandse hulp de landbouwsector niet langer mag vergeten worden. Hierbij is niet alleen de officiële visie van de Haïtiaanse regering van belang, maar moeten vooral de vragen en noden van de lokale boerengemeenschappen kunnen gehoord worden. Zij kampen immers dagelijks met de problemen van slechte infrastructuur, onzeker grondbezit en moeilijk vast te krijgen kredieten. Wat dit laatste betreft, voegt de heer Lionel Fleuristin, coördinator van KNFP, Conseil National Financement Populaire, eraan toe dat deze kredieten best participatief en op mutualiteitbasis tot stand komen, zodat de boeren zelf beslissen en verantwoordelijk blijven. Zij zijn niet gebaat met verre banken in een of andere hoofdstad die nadien hoge interesten vragen. Binnen deze visie is het wel nodig dat de EU ook partnerships durft aan te gaan met de privésector, zoals NGO’s en lokale boerenorganisaties en hun vertegenwoordigers.

De heer Camille Chalmers, Directeur-generaal van PAPDA, Plateforme haïtienne de Plaidoyer pour un Développement Alternatif, wijst erop dat de huidige crisis in Haïti structureel is. Zij dateert al van lang voor de aardbeving, maar versterkt er nu wel de gevolgen van. Hulp uit de EU blijft belangrijk, maar het zou jammer zijn deze te blijven verstrekken volgens de oude dogma’s van de Wereldbank en het Internationale Muntfonds. De recente geschiedenis leerde ons immers dat die aanpak niet rendeerde. Er moeten nieuwe structuren uitgewerkt worden, waarbij de zwakke Haïtiaanse staat niet zozeer over het hoofd gesprongen wordt, maar waarbij de Haïtiaanse civiele maatschappij via die staat tot echte inspraak komt. Alleen zo kan de lokale voedselproductie weer gestimuleerd worden en kan het land zijn voedselsoevereiniteit herwinnen. Na de aardbeving is er in Haïti al een grote onderlinge solidariteit ontstaan. Spijtig genoeg wordt die bij de buitenlandse hulp niet opgepikt.

Mevrouw Héloise Troc, lid van de Europese Commissie, DG EuropeAid, erkende het feit dat de Europese Commissie vooralsnog niet veel oog heeft gehad voor het belang van de landbouwsector in Haïti. Toch is het volgens haar ook nodig om te investeren in grotere infrastructuurwerken: zolang de wegen op Haïti niet verbeterd worden, blijft het immers moeilijk om landbouwproducten te vervoeren. Om die reden werd met steun uit Europa trouwens de weg van Dajabon naar Cap-Haïtien heraangelegd en moet er werk worden gemaakt van een betere Noord-Zuid verbinding.. Ze toonde zich anderzijds wel bereid om over de problemen van de landbouw en de voedselsoevereiniteit verder te reflecteren.

De heer Irchad Razaaly, permanente vertegenwoordiger van Frankrijk bij de Europese Unie, herbevestigde de Franse steun voor een project van decentralisatie van Haïti (= niet meer alles in Port-au-Prince concentreren) en voor gezondheidszorg en infrastructuurwerken. Ook de uitbouw van een degelijk kadastersysteem is van het grootste belang. De Haïtiaanse regering blijft bij dit alles als vragende partij volgens hem een belangrijke rol spelen. Haïti is dan wel een zwakke staat, maar die kan steeds versterkt worden. De dringende budgethulp uit Frankrijk om salarissen van ambtenaren te betalen was zo al een mogelijkheid. Het blijft natuurlijk nodig dat de Regering open staat voor de verzuchtingen van haar burgers.

Volgens mevrouw Maria Lamin, binnen de Commissie ook verantwoordelijk voor Haïti, is het inderdaad nodig om in de toekomst zowel de Haïtiaanse civiele maatschappij als de Regering te bevragen over de noden van het land. Voorlopig blijft de commissie zich toch op de eerste plaats richten op het klassieke drieluik: infrastructuur, goed bestuur en budgetsteun. Belangrijk zijn ‘cash for work’ programma’s. Men doneert niet zomaar geld, maar creëert jobs waarvoor men de mensen kan betalen. De heropbouw van het land zal hiertoe uitstekende mogelijkheden bieden, ook op langere termijn.

Mevrouw Michèle Striffler beaamde dat de goede wederopbouw van Haïti voorbeelden kan stellen voor later. Ze beloofde het verdere verloop van het dossier van dichtbij te volgen. Haïti mag niet vergeten worden. Spijtig genoeg heeft het pleidooi vooralsnog niet geholpen. De EU heeft bij de herziening nog niet de switch naar voedselsoevereiniteit genomen.

Paul De Wolf en Rhoddy Petit
28 september 2010