Er was eens een bescheiden gezinnetje dat vredig leefde in een klein dorpje. Papa was houthakker, mama werkte op het veld en de kinderen hielden zich bezig met huishoudelijke taken. Elke morgen ging hun dochter Sarah water halen bij de bron. In de namiddag was het de beurt aan haar broer Nicolas. Het water dat Sarah meebracht, was altijd helder, terwijl dat wat haar broer meebracht ondrinkbaar en heel slijkerig was. De ouders waren kwaad op hun zoon, die niet kon uitleggen wat er aan de hand was. Op een dag besliste Nicolas zijn zus Sarah te volgen zodat hij haar geheim kon ontdekken. Die morgen ging Sarah zoals gewoonlijk naar de bron, Nicolas volgde haar en verborg zich achter de grote flamboyants, die de weg opfleuren. Toen Sarah bij de bron was aangekomen, zette ze haar kalebas neer en zong een zoet liedje waarop ze de beguine danste : (meer lezen…)
René Smeets
1 december 2003