Bron: PlateformeHaiti.be – auteur Huguette Hérard journaliste. Vertaald door Paul De Wolf 9.12.2021
De Frans-Haïtiaanse filosoof Joseph Saint-Fleur, die graag speelt met samentrekkingen en andere woordcombinaties, schreef onlangs: “Nationalisme zonder patriottisme is de worm die ons ondermijnt, kortom: ongedierte (ver-mine).Deze specialist van Ludwig Wittgenstein beseft maar half hoe waar zijn woorden zijn. De door hem gebruikte uitdrukking is verre van een eenvoudige en onschuldige woordspeling. Hier in Haïti bijvoorbeeld verwijst zijn uitspraak naar een tastbare realiteit met aanwijsbare gevolgen.
Wij Haïtianen zijn nationalisten, soms zelfs chauvinisten. Wanneer een buitenlander zich toestaat ons te bekritiseren – terecht of onterecht – staan Haïtianen als één man op. We doen er niet lang over om een houding van slachtoffers aan te nemen, en spreken al vlug over racisme. Omdat ons land in een zeer slechte staat verkeert en buitenlandse inmenging vaak nutteloos en onsuccesvol is, hebben we de neiging te vervallen in gedachten over samenzwering en paranoia. We reageren heftig, emotie overschaduwt de rede. Dat wil zeggen, we proberen niet te achterhalen wat er achter deze kritiek schuilt, vooral niet als die gefundeerd en daarom moeilijk te aanhoren is. Evenmin proberen we onszelf te verbeteren om een beter beeld van onszelf te geven, om aldus bepaalde onaangename opmerkingen te vermijden.
Als pan-Afrikaan Kemi Seba en andere Afrikaanse en Caribische bewonderaars zeggen dat we fantastisch zijn; dat onze geschiedenis prachtig is (er is iets vleiends en prestigieus aan de erfgenamen van “de eerste zwarte republiek ter wereld”), dat we mooi en intelligent zijn, dat we gelukkig zijn. En fier ook. Wij houden van complimenten en haten kritiek, vooral naarmate die laatste goed onderbouwd is … Het is menselijk, zal worden gezegd. Dat is waar. Behalve dat de complimenten ons ertoe aanzetten om op onze lauweren te rusten. Soms denkbeeldige lauweren, kransen die iedereen voor zichzelf vlecht. We hebben niets anders te doen dan ons te verheugen in een soort soms infantiel, maar dikwijls infantiliserend narcisme. Maakt ons nationalisme ons daarom tot actieve patriotten? Niets is minder zeker!… Bovendien is het gemakkelijker een nationalist te zijn dan een patriot. De nationalistische houding is nauwelijks veeleisend: we zijn gewoon trots op wat we hebben, op wat onze voorouders deden, kortom, op ons glorieuze verleden. Er zit geen beweging in, we ontvangen alleen het compliment en blazen onze borstkas op. Nationalisme als ideologie is passief, in tegenstelling tot patriottisme, dat actie inhoudt. Allereerst is er dan een reflectie op wat er mis is met onze omgeving. En dan ontstaat er een verlangen om te proberen te veranderen wat disfunctioneel is. Vervolgens komen er rationele voorstellen en de middelen om ze uit te voeren en concreet te maken. Daartoe behoren respect voor anderen, verdraagzaamheid, compromissen, nauwgezette onderwerping aan de wet en daarbij rekening houden met de belangen van de bevolking. Patriottisme is nationalisme in actie, onlosmakelijk verbonden met liefde voor de medemens, zonder haat tegen anderen of vreemden. Het is minder emotioneel, juist omdat het streeft naar het geluk van de burgers en om dit te bereiken moet de patriot zijn inzichten gebruiken om het dagelijkse leven van mensen te veranderen en zich niet te laten gaan in egocentrische bezweringen en waanvoorstellingen of megalomane ideeën die tot geweld kunnen leiden. Dit is wat patriottisme rationeel, en nationalisme emotioneel maakt, om niet te zeggen irrationeel. Kortom, nationalisme alleen is potentieel geweld. Als we onze geschiedenis in ogenschouw nemen, zien we dat ons nationalisme nogal verdacht is. Het is in ieder geval niet erg vruchtbaar. Joseph Saint-Fleur: nationalisme zonder patriottisme ondermijnt alles. Een structureel voorbeeld hiervan is de eindeloze verdeeldheid en elitestrijd om politieke en economische macht sinds 1804. Een conjunctureel voorbeeld: de onmogelijkheid om vandaag (in 2021) overeenstemming te bereiken over het creëren van een inclusieve regering.
De huidige politieke klasse en het maatschappelijk middenveld hebben de overeenkomsten altijd maar vermenigvuldigd en er is tot nog toe niets bereikt. Wegens te veel ego, wantrouwen, en hebzucht. Ons nationalisme draait in het ijle, het is zonder project. Het is een lege schelp.
Nationalisme maakt je lui omdat het alleen maar sentiment is. Je kunt je zelfs afvragen of Haïtianen wel echte nationalisten zijn, want nationalisme impliceert immers liefde voor je land, liefde voor wat van jezelf en van thuis is. Maar bij ons speelt eerder de weigering van wat we hebben en wat uniek is voor ons. Zelfs als we sinds enige tijd beginnen te accepteren wat typisch voor ons land is: artistieke creatie, Creools, voodoo, lokaal geproduceerde producten …
Het is dit gebrek aan zelfvertrouwen dat ons weinig zeker en zo paranoïde maakt. We voelen ons altijd misbruikt door buitenlanders. Een gevoel dat algemeen wordt gedeeld, zelfs onder de meest beschaafde Haïtianen. Ze willen altijd bewonderd worden door het buitenland. Tegelijkertijd koesteren ze wantrouwen. Wanneer een buitenlander zich met onze zaken bemoeit, worden we boos, en klagen dan luid over dit racisme.
In het tegenovergestelde geval verwijten wij hem zijn onverschilligheid en egoïsme. Het is een fundamenteel dubbelzinnige houding. Toen buitenlanders – vooral Noord-Amerikanen – de kant van de macht kozen, ging de oppositie vooruit. Als het andersom is, zijn het de ambtenaren die een smerige, grove inmenging aan de kaak stellen. Zo is het ook met onze toekomst. Diep van binnen zouden Haïtianen willen dat buitenlanders het land voor hen ontwikkelden. Er heerst in ieder geval een soort afwachtende houding. In plaats van zelf aan de slag te gaan, vouwen ze hun armen in de hoop dat er een verlosser van buiten komt. Intern verscheuren ze elkaar, niet in staat om een nationale consensus te vinden, wat essentieel is voor elke samenleving. Ze zijn dan verbaasd dat, geconfronteerd met onze neiging tot collectief versagen, buitenlanders hen uit de hoogte behandelen. We oogsten wat we zaaien: het is de harde wet van het leven. De wereld zal ons respecteren als we ons lot in eigen handen nemen.
Een patriot zijn is hier en nu zorgen voor je vaderland, zorg dragen voor het algemeen welzijn en geen toevlucht zoeken in een ijdele nationalistische beweging of, erger nog, in het verleden, hoe glorieus het ook mag zijn, terwijl men ondertussen zijn eigen medeburgers slecht behandelt en de wetten van de Republiek overtreedt, de basis van elk samenleven. De eenvoudige verheerlijking van het verleden zonder een ander perspectief, is van neurotische orde, een huichelarij, een illusionisme uitgeoefend door de macht om een rampzalige actualiteit te maskeren. We zijn trots, maar dat lost geen concreet probleem van het heden op. Een volk dat zijn verleden niet kent, is gedoemd het te reproduceren, horen we vaak. Dat klopt, maar deze stelregel is onvolledig: kennis van het verleden op zich is niet voldoende om de schadelijke gevolgen ervan af te wenden. Als dat toch het geval was, zou Haïti immers niet zo laag zijn gevallen. We kunnen het verleden zeker niet veranderen, maar het is aan ons om te handelen in het heden en aldus de toekomst vorm te geven. Kennis van het verleden, gecombineerd met oprecht patriottisme, is wat we nodig hebben om aan de slag te gaan.
Laten we, in plaats van het verleden voortdurend te herhalen, proberen het heden meester te worden en onszelf op toekomstige tijden te projecteren, door geen hol en emotioneel nationalisme te cultiveren, maar een rationeel, rechtvaardig en humanistisch patriottisme, gericht op de tevredenheid van alle burgers.
Treuren over oude fouten en tegenslagen is gemakkelijk, ijdel en nutteloos, wanneer we eerder het heden moeten omarmen om er niet meer onder te lijden. Patriottisme is wat we verschrikkelijk missen, aangezien het land baadt in een overvloed aan prullerig emotioneel nationalisme dat ons “ondermijnt”.
Nemen we een paar voorbeelden van elders. Hitler, Mussolini, Franco waren nationalisten en we weten waar ze hun volk naartoe hebben geleid. Dit is wat er gebeurt als nationalisme op hol slaat en totalitaire, oorlogszuchtige waanzin wordt. Een tegenvoorbeeld van het opgeven van bepaalde nationale kenmerken vormt de Europese Unie. Het is het enige geval in de geschiedenis waarop staten opzettelijk een deel van hun soevereiniteit hebben opgegeven – en bekrompen nationalisme hebben verworpen – om een supranationale entiteit te creëren. Deze structuur is niet perfect – geen enkel systeem kan daar aanspraak op maken – maar de organisatie houdt stand tegen alle verwachtingen in, ook al kan ze worden bekritiseerd omdat ze te materialistisch, te marktgericht is. Maar ze heeft de verdienste dat ze bestaat en een nieuwe versie van patriottisme laat zien.