De Haïtiaanse NGO GARR vestigt er de aandacht op dat in de eerste helft van 2019 en in het bijzonder tijdens de maand juni het aantal gerepatrieerde migranten aan de Haïtiaans-Dominicaanse grens sterk toegenomen was. Aan de officiële en niet-officiële grensovergangen werden tijdens de eerste zes maanden van het jaar 52.510 gevallen van repatriëring geteld, waarvan 109 niet-begeleide minderjarigen en 700 spontane terugkeerders.
Toename van de repatriëringen
Deze repatriëringen gaan meestal gepaard met opsluiting in erbarmelijke omstandigheden, mishandeling en diefstal, waarbij kinderen niet worden gespaard en vooral vrouwen het zwaar te verduren krijgen.
In de maand juni gebeurden veel (6.876) repatriëringen aan niet-officiële grensovergangen in de gemeente van Ferrier in het Noordoosten. Deze plaatsen genieten de voorkeur van de Dominicaanse regering, omdat zij minder de aandacht trekken van de internationale media. Verder werden er repatriëringen geobserveerd in Belladère, Centraal Departement (2.882), in Ouanaminthe, Noordoosten (2.353), in mindere mate in Malpasse, Westelijk Departement (208) en Cornillon/Grand-Bois, waar 85 spontane terugkeerders werden geteld.
Het is duidelijk dat het protocol bij de overeenkomst over de repatriëringmechanismen door Haïti en de Dominicaanse Republiek ondertekend in december 1999, niet wordt gerespecteerd. Ook al heeft dit document geen dwingende kracht.
De migranten die in de eerste helft van dit jaar de grens werden overgezet, hebben tussen één maand en tien jaar in de Dominicaanse Republiek geleefd. De meesten verbleven in de Dominicaanse steden Las Matas, San Juan de la Maguana, San Cristóbal, Santiago, Barahona, Higuey, San Pedro de Macoris en Santo Domingo.
Deze recente toename van de repatriëringen maakt ongetwijfeld deel uit van de startende campagne in het zicht van de volgende verkiezingen. De regering is er blijkbaar van overtuigd dat een harde houding tegenover migranten stemmen oplevert.
Verkiezingen in de Dominicaanse Republiek
De Dominicanen trekken naar de stembus op 17 mei 2020 voor de verkiezing van een president, vice-president, 32 senatoren en 190 volksvertegenwoordigers. Huidig president Danilo Medina van de PLD (Partido de la Liberacion Dominicana) mag zich na 2 opeenvolgende regeringstermijnen – hij is president sinds 2012 – geen kandidaat meer stellen.
De afstammelingen van Haïtiaanse migranten worden bij deze verkiezingen zoveel mogelijk uitgesloten. Bij een uitspraak van het Grondwettelijk Hof in 2013 werden de vereisten voor het verwerven van het Dominicaanse staatsburgerschap verstrengd. Onder internationaal protest werd hierbij de Dominicaanse nationaliteit ontzegd aan iedereen geboren na 1929, die niet minstens één ouder had van Dominicaans bloed, zelfs indien de geboorte was opgenomen in het bevolkingsregister. Deze maatregel trof niet alleen de kinderen van migranten, maar ook de kleinkinderen en achterkleinkinderen. Volgens mensenrechtenorganisaties verloren op die manier honderdduizenden mensen hun burgerrechten.
Onder internationale druk liet de Dominicaanse regering een kleine opening. Een bijzondere naturalisatiewet gaf tijdens een beperkte periode – van mei 2014 tot februari 2015 – aan kinderen van ouders zonder papieren en geboren tussen 1929 en 2007 de gelegenheid het staatsburgerschap aan te vragen. Slechts 8.755 personen slaagden erin zich onder deze wet te laten registreren.
Tezelfdertijd vaardigde de regering een nationaal plan uit voor buitenlanders om hun statuut tussen juni 2014 en juni 2015 te regulariseren. Onder dit plan vroegen 288.466 migranten, meestal van Haïtiaanse afkomst, verblijfs- en werkvergunningen aan. Slechts ongeveer 10.000 personen voldeden aan de voorwaarden en slechts enkele honderden kregen een vergunning. Hoewel zij geboren zijn in de Dominicaanse Republiek, blijven afstammelingen van Haïtiaanse migranten dus buitenlanders en dus verstoken van burgerrechten zoals het stemrecht.
Vanaf augustus 2015 organiseerde de politie invallen, waarbij migranten zonder papieren naar kampen langs de grens werden afgevoerd, in afwachting naar Haïti te worden uitgewezen. Van 2015 tot 2017 zouden ongeveer 200.000 mensen de grens met Haïti zijn overgezet.
Strijd voor de mensenrechten
Het aantal migranten van Haïtiaanse afkomst werd in 2012 geschat op een half miljoen. Sinds het midden van de 19e eeuw staken Haïtianen de grens over als braceros (suikerrietkappers). Heden ten dage werken velen in de bouwnijverheid, de handel, de assemblage-industrie en de hotels. Vrouwen zijn vooral actief in de informele verkoop van textiel, voeding en huisraad, als huishoudhulp, in de schoonheidssalons en een aantal als sekswerkers. Migranten zonder papieren kunnen niet deelnemen aan het openbare leven, zijn officieel uitgesloten van onderwijs en werk. Deze mensen worden als het ware onzichtbaar gemaakt en leven met de constante vrees uit het land te worden gezet.
Een van de belangrijkste voorvechters van migranten– en vrouwenrechten was Sonia Pierre. Zij werd geboren in 1963 als kind van Haïtiaanse migranten. Zij groeide op in een batey (een kamp voor suikerrietkappers). Haar nationaliteit werd door de Junta Central Electoral (Centrale Verkiezingsraad) in twijfel getrokken wegens de spelling van haar naam op haar geboorteakte en de illegale status van haar ouders.
Op 14-jarige leeftijd organiseerde zij reeds een protestbeweging in een batey om betere arbeidsomstandigheden te eisen voor de suikerrietkappers. Bij die gelegenheid werd zij gearresteerd en kwam ze in de actualiteit.
In 1983 werd zij directeur van de NGO MODHA, een beweging voor Haïtiaans-Dominicaanse vrouwen.
In 2005 riep zij de hulp in van het Inter-Amerikaanse Hof voor Mensenrechten (IAHM) aangaande de weigering door de Dominicaanse staat van het verstrekken van geboorteaktes aan twee kinderen van Haïtiaanse afkomst. Het IAHM veroordeelde in haar uitspraak discriminatie op basis van ras bij het verwerven van nationaliteit en staatsburgerschap en eiste dat de Dominicaanse Republiek de geboorteaktes zou verstrekken. Het Dominicaanse Hooggerechtshof verwierp echter deze uitspraak met het argument dat de Haïtiaanse arbeiders “in transit” en “illegaal in het land” waren en dat hun kinderen om die reden geen recht hadden op het staatsburgerschap.
Als beloning voor haar moed en strijd om de mensenrechten ontving Sonia Pierre verscheidene onderscheidingen, waarvan de laatste in 2010 van het Amerikaans Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De ongelijke strijd eiste echter haar tol. Op 48-jarige leeftijd bezweek zij aan een hartaanval, één jaar vóór de verkiezing van president Danilo Medina en twee jaar vóór de uitspraak van het Grondwettelijk Hof die de massale repatriëring in gang zou zetten.
De strijd voor de mensenrechten door organisaties aan beide zijden van de grens, zoals GARR en MODHA, gaat echter door.
Bronnen:
- https://reliefweb.int/report/dominican-republic/women-haitian-descent-bear-brunt-dominican-migration-policy
- https://www.pbs.org/newshour/show/citizenship-shift-leaves-dominican-haitians-stateless
- https://www.americasquarterly.org/content/dominican-republic-and-haiti-shared-view-diaspora
- http://www.collectif-haiti.fr/actualites-des-partenaires.php?piId=225
- https://en.wikipedia.org/wiki/Sonia_Pierre
Bewerking: Guy Clymans