Auteur: P. Jean Hostens, CICM
Heel ver, aan de rand van de laatste buitenwijken ten noorden van de hoofdstad heeft de regering na de aardbeving (2010) een gans terrein “van openbaar nut” verklaard. Ik heb er nog nooit een boom(pje) zien groeien. En ik ben nu toch al 43 jaar in Haïti ! Het terrein ligt tegen een bergflank aan, maar langs de droge zijde van de bergen. Eens over de bergen heen heb je de groene kant, waar een goede portie neerslag valt. En daar zijn ze komen wonen, beter gezegd ‘komen hokken’. Mensen die alles kwijt geraakten in de aardbeving: hun huisje of een tweekamertjeswoning die ze huurden . . . misschien maar heel waarschijnlijk hadden ze een handeltje om langs de straat te verkopen, een klein winkeltje . . . om maar niet te spreken van familieleden, buren of nabije vrienden . . . Ik merk dat ik veel drie puntjes schrijf. Dat is voor al de miserie dat ze meegemaakt hebben en o zo moeilijk uit te drukken is. Ze hebben in de open lucht geslapen en geleefd, niet wetend waar naartoe.
Dan zijn ze maar naar hier gekomen. En hebben de streek “Canaan” genoemd, het beloofde land aan de Israëlieten, die op zoek waren naar hun stukje land. Het Beloofde Land, maar dan zonder melk en honing. ’Land van Belofte’, maar voor die mensen wel, een stukje grond met hoop om terug opnieuw te beginnen.
Ik heb er nog nooit een boom(pje) zien groeien.
En ze hebben het verdeeld in wijken: Canaan 1, Canaan 2 … , andere namen ook zoals Jeruzalem, Corail, Saint Christophe … En daar zijn heel wat mensen komen wonen. Heel wat. We schatten zo’n 250 000 mensen, niemand kan het precies weten, nergens ingeschreven of geregistreerd. Met wat afvalmateriaal, dat was er genoeg na de aardbeving, dat werd ook onmiddellijk verhandeld, bouwden ze een ‘huisje’, een onderdak tegen de zon en de wind, het regent er bijna nooit. Hier zegt men dat een dak wel de zon tegenhoudt maar niet de regen, om hun miserie uit te drukken.
Een paar zusters van de Jacht werkten onder de mensen in de volksbuurten. Ze ondersteunden er groepen van “solidaire mutualiteiten”, in het Frans “mutuelles solidaires”. Met de aardbeving zijn er van die mensen terechtgekomen in Canaan. En toen ben ik bijgesprongen om met hen van die solidaire groepen op te richten, te ondersteunen, te begeleiden. Voor het ogenblik, na tweeënhalf jaar zijn er drie actief.
Een “solidaire mutualiteit” telt ongeveer een dertigtal mensen, vooral vrouwen, die bijeen komen om wat ‘tijd’, ‘ideeën’ en ‘geld’ bijeen te leggen. De bedoeling is dat de groep een klein kapitaaltje samenbrengt dat ze dan om beurt aan elkaar lenen. Maar men moet mekaar wel wat leren kennen, wie is wie, wie doet wat. Het is voortdurend werken om een zeker vertrouwen onder elkaar op te bouwen. Daarom ook de wekelijkse ‘algemene vergadering’, om een stukje van je ‘tijd’ aan elkaar te geven. Iedereen kan lid worden van zo’n groep. Het heeft niks met één of andere kerkgemeenschap te maken.
Zo beginnen we altijd met een Bijbellezing, om er wat inspiratie uit op te doen. Er wordt niet gepreekt maar wel een klein half uurtje over gedebatteerd. We zoeken wie is wat in die lezing, wat is de positie van die personen in hun maatschappij, sociaal, economisch, politiek, religieus. Wat zoeken ze te verdedigen. En waar staat dan die Jezus van Nazareth in dit milieu, wat zegt hij, wat doet hij, wat verdedigt hij. Enz. Enz. Enz. Zo brengen die mensen van Solidaire Mutualiteiten ‘hun’ ideeën naar voor, leren ze het woord te nemen en ook met veel geduld te luisteren naar elkaar, naar ieders inbreng. Daarna besteden we een tijd aan zakelijke besprekingen over het beheren van het kapitaaltje dat ze al hebben, om maatregelen te nemen waar het systeem niet werkt, om naar de toekomst te denken. Want er is wel een voorzitter en zo, een comité dat elk jaar verkozen wordt. Maar die kunnen alleen uitvoeren. Alle beslissingen worden op de wekelijkse vergadering genomen.
Elk lid van de groep engageert zich om elke week 1,5 € bij te dragen. Voor dit geld kan je ergens langs de weg een goede maaltijd kopen met een frisdrank erbij. Elk lid van onze eerste groep heeft zo al 175 € bijgedragen. Met 31 leden geeft dat een totaal van 5 425 € en daarbij komt al de intrest die het lenen heeft opgebracht. Dat kapitaal blijft altijd op zijn naam ingeschreven. Maar alles komt in de gemeenschappelijke pot. Om beurt kan men nu een lening aangaan. De grootte van de lening is voor iedereen gelijk, al naargelang het kapitaal dat beschikbaar is. Nu is men gekomen aan een lening van 450 € aan 5 % interest om af te betalen op een termijn van 6 maanden. De eerste maand wordt gratie verleend, en dan volgen 5 schijven om de maand. Dat wordt de ‘groene’ kas genoemd, want groen betekent hoop, en hoop doet leven. Er is ook een ‘rode’ kas. Daar dragen de mensen elke week 0,15 € bij. Dit is een gift en dus niet meer opvorderbaar. Dit geld wordt besteed voor de leden en hun naaste familieleden voor ziekte, hospitalisatie, sterfgevallen, huwelijken … ook voor noodgevallen in de buurt. Zo was er een huisje afgebrand, het alleenstaande vrouwtje verloor alles in de vlammen. Een paar mensen van de groep zijn dat vrouwtje gaan bezoeken, om te laten voelen dat ze niet ‘alleen’ is en hebben haar vanwege de groep 30 € gegeven. Het is niet veel maar ze kon wat kleren kopen en … en ….
Met wat afvalmateriaal, dat was er genoeg na de aardbeving, dat werd ook onmiddellijk verhandeld, bouwden ze een ‘huisje’
Gans die werking heeft een administratie en boekhouding. Wat niet gemakkelijk is voor die mensen. Gelukkig vinden we tot nu toe mensen in elke groep om alles op te schrijven. Maar soms ga ik toch naar mijn gemeenschap bij de Missionarissen van Scheut om de boeken na te kijken.
Daar in Canaan is ook een katholieke kerkgemeenschap, een kapel afhankelijk van een parochie. Op sommige zondagen ga ik er voor in de viering. En dan wat vergaderen met de jeugd, de Chiro of een zangkoor of een kinder- en jongerengroep of het comité of gewoon wat rond hangen en blijven keuvelen. En zo blijven we aanwezig, als missionaris, onder de mensen.
Heel vele groetjes uit het warme Haiti.
P. Jean Hostens, CICM