Weeshuis OSJOSMA blijft gespaard van Corona

Auteur: Frans Vandueren

Het weeshuis OSJOSMA ligt in de landelijke gemeente Saint-Michel de l’Attalaye in het Plateau Central in Haïti. Frans en Rien Vandueren adopteerden in januari 1993 twee kinderen uit deze gemeente en bij een rootsreis in 2001 liet Frans zich overhalen door de toenmalige burgemeester om ‘iets’ te doen voor deze gemeente. Het werd een weeshuis.

Een deel van het weeshuis Osjosma

Frans bleef van kortbij betrokken bij de uitbouw van het weeshuis. De capaciteit van de twee wooneenheden (Sen Jozef en Sen Franswa), die  op één erf staan, bedraagt samen 40 kinderen en jongeren. In een derde gebouw (Sent An), op een belendend perceel, kunnen maximaal 15 jongeren verblijven, die vanaf hun 18e het weeshuis verlaten maar nog studeren om een diploma middelbaar te behalen. Dit derde gebouw zal beheerd worden door één volwassen begeleider, die werkt onder de directie van het weeshuis.

Overleg van Frans met directeur Olès en hoofdopvoeder Yanskia

Het hele project is gezinsvervangend opgevat.  De bewoners lopen school in het dorp, maar hebben hun ‘stek’ in het weeshuis waar directeur Olès Etienne alles in goede banen leidt samen met een equipe van intussen 16 medewerkers.

De bedoeling is om het eigen voedsel te telen

Het avontuur van een coronapatiënt in Haïti

Op 9 maart vertrok Frans Vandueren voor de 30ste keer naar ‘zijn’ weeshuis in Haïti. Drie van de vijf reizigers die gepland hadden mee te gaan, vergezelden hem effectief. Twee andere haakten kort voor het vertrek af uit bezorgdheid voor de toen nog ‘aangekondigde’ maar nog niet acute pandemie.

De reis verliep over Madrid en Miami, waar werd overnacht om op 10 maart te landen in de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. Daar wist men blijkbaar wel dat corona op komst was, want in de luchthaven werd reeds met een ‘pistooltje’ de temperatuur gemeten van elke aankomende passagier. Alles bleek normaal, niemand werd tegengehouden.

De landing was in de ochtend en nog diezelfde dag werd koers gezet naar Saint Michel de l’Atelaye. Chedline, de dochter van directeur Olès, bestuurde het busje van het weeshuis dat net gerepareerd was in de hoofdstad.

Enkele dagen na aankomst kreeg Frans koorts. Toch ondernam hij nog de traditionele uitstap naar zee met alle kinderen en jongeren, waarbij hij de hele reis één van de kleinsten op de schoot had. De koorts wilde maar niet zakken ondanks de paracetamol die hij innam en hij besloot om zijn dokter te consulteren die hem aanraadde een antibioticakuur te starten. Na drie dagen was er geen beterschap en de Belgische dokter adviseerde dan maar om de andere antibiotica te nemen die Frans vanuit België meegenomen had. Intussen belde Chedline met een vriend-dokter in Port-au-Prince. Die stuurde prompt een ploeg van het Ministerie van Volksgezondheid, die op 18 maart  een coronatest afnam van Frans. Hij en zijn medereizigers kregen verbod om zich nog te verplaatsen.

De volgende dag tegen de avond waarschuwde de Belgische consul de Belgen om zich klaar te houden. Met een politie-escorte zouden ze opgehaald worden. Enkele uren eerder had de president voor de pers aangekondigd dat er twee besmette personen waren en hij gaf zoveel details dat enkele uren later de eerste bedreigingen verschenen op de sociale media. Om 3 uur in de ochtend van vrijdag 20 maart kwam een ambulance Frans oppikken. Enkele uren ervoor reeds hadden heethoofden de poort van het weeshuis bekogeld met stenen. Directeur Olès belde  de politie die hen weg joeg. Frans stapte in een ziekenwagen en zijn niet-besmette medereizigers in een andere. Voorop reed een politieauto. De vier wisten niet waarheen de rit zou leiden. Toen het al licht was, werd Frans afgezet in het Universitair Ziekenhuis van Mirebalais. De drie andere reizigers, dat zou later blijken, werden ondergebracht in een woning vlakbij het hospitaal. Voor hun veiligheid kregen zij gewapende wachters aan de poort.

Het Universitair Ziekenhuis van Mirebalais is erkend als het beste van het hele land en werd gebouwd na de zware aardbeving begin 2010 met hulpfondsen. Het blijkt het enige ter wereld te zijn dat zijn volledige elektriciteitsvoorziening uit zonnepanelen haalt. Toch was de afdeling waar Frans verbleef vrij primitief. De eerste drie nachten lag hij op een gemeenschappelijke zaal van zeven bedden. Het ging om een geïmproviseerde ‘Corona’-afdeling, want samen met één Haïtiaan bleek hij de eerste besmette patiënt te zijn in Haïti. Dag en nacht was er een gesjirp en een gefluit van toestellen die niet afgesteld geraakten zodat slapen nagenoeg onmogelijk was. Omdat hij het fris had ’s nachts vroeg hij een deken, maar dat werd niet gebracht. De matras kon bezwaarlijk een matras genoemd wordt, het was eerder een plank met een soort bekleding van enkele centimeters dik, zonder veerkracht. Frans zijn smaak en geur vielen weg, hij kreeg grote hoeveelheden verschillende antibiotica te slikken waardoor zijn eetlust totaal verdween en hij met een ernstige, waterige diarree werd geconfronteerd. Drie tot vier keer per dag kreeg hij maaltijden uit isomodozen. Hij kreeg nauwelijks een hap binnen en vermagerde snel. Gelukkig had hij zijn smartphone en was er een stopcontact kortbij. Zo kon hij met het thuisfront en met heel veel vrienden contact houden. Frans belde ook dagelijks met het weeshuis, maar kreeg steeds de bemoedigende boodschap dat niemand ziektetekenen vertoonde. De eerste dagen kreeg hij zuurstof toegediend, maar toen zijn saturatie op 88 stabiliseerde en hij daarmee ‘verder’ kon, werd de zuurstof afgekoppeld.

Even was er nog een moeilijk moment met discussie toen iemand van de artsen de smartphones van de patiënten wilde ophalen, omdat hij vreesde dat ze foto’s gingen maken van het personeel en die dan op sociale media zouden plaatsen. Gelukkig mocht iedereen zijn toestel behouden. Het argument dat we anders totaal van de buitenwereld zouden zijn afgesloten en dat zo iets niet goed zou zijn voor ons moreel en dus onze genezing, won het.

Na drie uitputtende dagen en nachten leek er beterschap op komst. Intussen waren er vijf coronapatiënten en die kregen heel laat op een avond (het was al een tijdje donker) de opdracht om zich klaar te houden voor een verhuis. Door het donker werd iedereen naar een naburig paviljoen geloodst. Je moet je het ziekenhuis voorstellen als een meer verdiepingen tellende hoofdgebouw met daarachter een waaier van aparte paviljoenen. Het nieuwe paviljoen bleek een gaanderij met kamers rond een binnenkoer te zijn. Iedereen kreeg een aparte kamer. Frans zijn bed had in ieder geval een betere matras.

De nieuwe stek had ook zijn gebreken. Van zodra de avond viel, zag je ratten rondrennen op de met steentjes aangelegde binnenplaats. Hier en daar was er een struikje of een plant en dat was blijkbaar genoeg voor het ongedierte om zich zo kort bij de mensen te wagen. Op de kamer was er niets anders dan een bed. Op aanraden van zijn zus-verpleegster vroeg Frans toch om opnieuw wat zuurstof te mogen hebben. Dat was geen probleem. Het apparaat stond er binnen de kortste keren. Het werd echter nooit operationeel gemaakt. Op de kamer was ook geen stopcontact en een verlengsnoer bleek niet voorhanden. Op ongeveer twintig meter van de kamer van Frans waren wel vijf stopcontacten op een rij, maar in een open ruimte met afdak waar het bureel van de verzorgers stond. Twee lavabo’s, twee wc’s en twee douches, eigenlijk twee kuipen met een kraan op een halve meter boven het vloerniveau waren aanwezig in de gemeenschappelijke sanitaire ruimte. Na enkele dagen besloot Frans toch om zich maar eens volledig te wassen. Op privacy moest hij echter niet rekenen. De medepatiënten kwamen binnen zonder aankloppen en gebruikten de wc’s zonder de deur te sluiten.

Van de verzorging door het verplegend personeel en de dokters wil Frans helemaal niet klagen. Iedereen droeg beschermend materiaal op de correcte manier. Alle dagen werd de kamer ontsmet en enkele keren werd het linnen vervangen. De verpleegster, maar ook de dokters, waren erg vriendelijk. Naarmate de dagen vorderden kreeg hij terug meer trek in eten.

Intussen waren twee longfoto’s gemaakt met enkele dagen verschil en was er ook twee keer bloed afgenomen. De tweede foto en de tweede bloedafname wezen blijkbaar uit dat Frans de ziekte overwonnen had. Op zondag 29 maart kondigde de hoofdarts aan dat Frans genezen was verklaard en dat hij het ziekenhuis mocht verlaten op conditie dat hij een onderkomen vond waar hij in quarantaine kon gaan. Van zijn medereizigers waar hij dagelijks mee telefoneerde, wist Frans intussen dat zij een test hadden ondergaan en dat die negatief was. Zij zouden op maandag 30 maart de allerlaatste vlucht kunnen nemen richting de VS vooraleer de luchthaven van Port-au-Prince zou sluiten. Frans hoopte natuurlijk mee te kunnen gaan, maar de arts van zijn reisbijstandsverzekering vond dat zijn saturatie die inmiddels gestegen was naar 94 nog aan de lage kant bleef om te vliegen. Die zou best 96 bedragen. Frans legde zich daar maar bij neer en zocht een hotel dat hem wou opnemen. De eerste twee hotels contacteerde hij per telefoon. Hij meldde eerlijk dat hij op quarantaine kwam, maar twee maal werd hem gezegd dat het hotel ging sluiten wegens gebrek aan klanten. Bij het derde hotel meldde hij zich via een reserveringssite en communiceerde hij in het Engels. Zij konden hem wel een kamer aanbieden.

Op maandag 30 maart in de morgen kwam een ambulance voorgereden. Frans nam met zijn bagage plaats. Even buiten het ziekenhuis werd halt gehouden en ja – verrassing – de andere drie reizigers stapten mee in met hun bagage. De vier Belgen zaten als haringen in een ton in een ziekenwagen die meer dan een half uur deed over de eerste kilometers in Mirebalais omdat een sirene en toeteren blijkbaar niet afdoende waren om de massa marktkramers vlot in beweging te krijgen om de ziekenwagen door te laten. Van de lockdown die de president tien dagen eerder had afgekondigd was absoluut niets te merken.

De ambulance voerde Frans samen met de drie medereizigers naar de luchthaven. De medereizigers waren daarvan op de hoogte. Frans zag zijn kans schoon en belde met de arts van de reisbijstand. Die ging dan toch akkoord als Frans maar om zuurstof zou vragen op de vluchten.

In de luchthaven was er een eerste spannend moment. De drie medereizigers hadden hun tickets voor de vier vluchten naar Brussel al geboekt. Het zou een vlucht worden van Port-au-Prince naar Miami, van daaruit naar New York om ten slotte via Amsterdam naar Brussel te vliegen. Frans, die heel zwak was, slaagde er toch in om het eerste ticket zelfstandig te boeken. De vriendin van de medereiziger die de andere vluchten geboekt had, wilde dat ook wel voor hem doen.

Toen kwam het spannendste moment. De vier reizigers hadden nauwelijks een plaats gevonden in de overvolle vertrekruimte na de douanecontrole toen Frans en het koppel dat hem vergezelde gesommeerd werden om de beveiligde zone te verlaten. De reden werd niet opgegeven. Frans dacht meteen dat het om ESTA zou gaan. ESTA is de toelating om de VS binnen te komen. Bleek dat president Trump opdracht had gegeven nog na de aankomst in Haïti om alle ESTA’s te annuleren. Dat nieuws had Frans gemist. De vierde reiziger had pas een ESTA besteld en die was daarom wél geldig. Hij was via Guadeloupe gekomen en had zijn ESTA besteld toen duidelijk werd dat hij via de VS terug naar huis zou moeten reizen. Toen was goede raad duur. Frans contacteerde de Belgische consul. Die gaf hem de raad om meteen voor alle drie een nieuwe ESTA te bestellen. Een taxirit naar de Amerikaanse ambassade leverde niets op, want de drie Belgen werden niet binnen gelaten. Het was zenuwslopend om de ellenlange vragenlijsten voor de ESTA in te geven op een smartphone. Gelukkig kon het in de hal van de luchthaven waar wel stopcontacten waren. Het leek wel een eeuwigheid te duren eer alle drie de aanvragen correct waren ingevuld. Gelukkig kwam de bevestiging van de aanvragen snel binnen per mail. De vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappij wees Frans en zijn vrienden erop dat de aanvragen ‘pending’ of hangend waren. Het zou nog 24 uur duren eer de echte bevestiging zou binnen komen. De Belgische ambassade, die intussen ook gecontacteerd was, vroeg het telefoonnummer van de verantwoordelijke leidinggevende. De ambassadevertegenwoordiger had eerst contact opgenomen met de Amerikaanse ambassade en die had groen licht gegeven. Toen kwamen ook nog de mailberichten binnen met de melding ‘authorized’ of toegestaan. De vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappij zwichtte uiteindelijk,  maar slechts nadat zijn baas hem verwittigde dat alles in orde was. Exact één uur voor het opstijgen van die allerlaatste vlucht om 20u op die 30ste maart waren alle formaliteiten in orde.

Die stresserende namiddag, een overnachting in Miami en vier vluchten later kwamen de vier reizigers op 1 april omstreeks 10 u. aan in Brussel, een week later dan voorzien dus terug in België. Frans woog bij aankomst 10,5 kilo minder dan de 78 die de weegschaal vlak voor zijn vertrek liet optekenen. Intussen is hij wel al helemaal hersteld en is hij weer aan het werk. Alleen zijn ademhaling is nog niet optimaal.

Gelukkig werd niemand besmet door Frans, zijn medereizigers niet en ook niemand in het weeshuis. De bewoners van het weeshuis moesten wel liefst 5 weken in quarantaine blijven.

Vandaag op 8 mei zijn er officieel 129 besmette personen in Haïti waarvan er 16 hersteld zijn en 12 overleden. Uiteraard zijn deze cijfers totaal niet relevant in een ontwikkelingsland waar men niet de middelen heeft om een pandemie als deze in te dijken. Toch even vertellen dat intussen de cijfers opgelopen zijn tot 3538 besmettingen en 54 doden op 9 juni 2020 en de pandemie daarmee dus in volle opbouw is.

Meer inlichtingen over het weeshuis OSJOSMA:

  • via www.osjosma.be
  • via facebook ‘osjosma, good to help these kids’.
Studeren, pad naar een goede toekomst