Welke hulp zou in de huidige context nuttig zijn voor Haïti?

Auteur: Colette Lespinasse. vertaald door Rhoddy Petit

Het is onder dit thema dat de Coördinatie Europa Haiti (COEH) en het Collectif Haïti de France (CHF) op 8 juni 2022 een online conferentie hielden met de bedoeling een debat op gang te brengen over de kwestie van internationale hulp aan Haïti. Meer dan honderd mensen en instellingen uit de wereld van NGO’s, diverse verenigingen, universiteiten, internationale samenwerking, staatsinstellingen, … gingen in op de uitnodiging.

Om het debat op gang te brengen, namen zes (6) sprekers het woord om elk een aspect van het thema te bespreken en door hun reflectie of ervaring over het onderwerp te presenteren.

De heer Ilionor Louis, professor-onderzoeker aan de Staatsuniversiteit van Haïti (UEH), toonde met ondersteunende cijfers aan hoe de hulp die na de aardbeving van 12 januari 2010 voor Haïti werd gemobiliseerd, terugkeerde naar waar die vandaan kwam. “Het waren de donoren die van deze hulp profiteerden en niet het Haïtiaanse volk,” merkte hij op. Het beperkte deel dat aan de Haïtiaanse staat en de nationale actoren is gegeven, en met name de manier waarop deze hulp is beheerd, heeft geen herstel van het land of een versterking van zijn instellingen mogelijk gemaakt. Voor de professor draagt internationale hulp, zoals die momenteel wordt beoefend, bij aan de infantilisering en marginalisering van Haïtiaanse actoren en versterkt het een relatie van ongelijkheid tussen Haïtiaanse actoren en hulpverleners. Onder deze omstandigheden heeft professor Louis vlakaf geconcludeerd dat Haïti deze hulp niet nodig heeft. Hij erkende echter enkele kleine overwinningen, maar te klein, te klein en te vluchtig om een verschil te maken. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om te waarschuwen voor de perverse effecten van hulp die gestructureerd is om permanent te worden. “Moeten we het begrip Hulp niet vervangen door dat van Begeleiding? Het land heeft echte solidariteit tussen volkeren nodig, in een egalitaire relatie gebaseerd op een echt en verantwoordelijk partnerschap,” concludeerde hij.

Frédéric Thomas, onderzoeker bij CETRI (Centre Tricontinental in België) ging dezelfde kant op. Met cijfers liet hij zien hoe Haïti evolueert in een constante cyclus van kwetsbaarheden die blijven verergeren, terwijl de hulp toeneemt. In deze vicieuze cirkel, merkte hij op, vervangt hulp het overheidsbeleid zonder echt blijvende verbeteringen in de levensomstandigheden van de bevolking te brengen. Hij hekelt deze betreurenswaardige blik die steeds meer gericht is op Haïti, dat niet langer wordt beschouwd als een trots land dat geschiedenis heeft geschreven in de strijd tegen slavernij en kolonialisme, maar eerder als een passief slachtoffer dat met gestrekte handen nog steeds wacht op internationale hulp.
Frédéric Thomas hekelt de kant-en-klare reacties van internationale hulp aan Haïti, zonder te zoeken naar de diepere oorzaken van de tegenslagen van het land. “Er is een situatie die hulp niet kan invullen. Het kan het overheidsbeleid dat ontbreekt in Haïti en cruciaal is, niet vervangen,” merkte hij op.

De heer Thomas maakte van de gelegenheid gebruik om te wijzen op enkele paradoxen in het gedrag van donoren, van wie de meesten volgens hem tot de belangrijkste boosdoeners behoren van het wegzakken van het land naar de hel. Voor de heer Thomas heeft de internationale hulp aan Haïti gefaald en we moeten het in twijfel durven trekken. “Ze staan klaar om de voedselhulp te verhogen en gepantserde voertuigen aan de politie te leveren om de onveiligheid te bestrijden. Maar ze weigeren hun strategieën te herzien en de oorzaken van zoveel mislukkingen te analyseren,” zei Thomas.

De journalist-onderzoeker die de situatie in Haïti op de voet volgt, pleit voor strategieën om de actoren te versterken en het Haïtiaanse volk te devictimiseren. “Er zijn veel actoren, sociale krachten in het land die het mogelijk kunnen maken om een andere richting in te slaan. Ze moeten gewaardeerd worden. Zonder een verandering in de context zal de hulp aan Haïti nooit slagen”, waarschuwt Frédéric Thomas.

Mevrouw Yolette Etienne is een Haïtiaanse vrouw met een lange ervaring in NGOwerk. In haar interventie vestigde ze de aandacht op de grote kloof tussen het formele discours over internationale hulp en wat er in de praktijk in Haïti wordt gedaan. Zij betreurt het dat veel van de beginselen die op grote hulpconferenties zijn vastgelegd, in Haïti niet worden overgebracht of toegepast. Ze benadrukte de evolutie van actoren op verschillende tijdstippen en wees in de huidige context op de aanwezigheid van krachtige actoren, zoals de kerngroep bestaande uit vertegenwoordigers van landen en internationale organisaties die een belangrijke rol spelen in politieke beslissingen, waaronder die met betrekking tot het verlenen van hulp. “Iedereen merkt het falen van de hulp aan Haïti en de toename van de afhankelijkheid van het land op. We evolueren in een soort mimiek waarin de acteurs dezelfde recepten naspelen en dezelfde fouten maken.”

Mevrouw Etienne wees ook op de zwakke punten van lokale instellingen die deze trend niet kunnen keren en die ook een grote herstructurering nodig hebben. “Lokale actoren moeten de uitdagingen van transparantie, verantwoording, fragmentatie, enz. aangaan om effectiever te zijn,” zei ze. Zij moedigt andere vormen van steun aan Haïti aan om het mogelijk te maken deze breuk te maken, om deze zo gewenste overgang naar een echte verandering in het beheer van het land te bereiken. Als we op korte termijn misschien wat humanitaire steun nodig hebben, voor mevrouw Etienne, heeft Haïti vooral solidariteit nodig die het de tijd geeft om kracht te herwinnen om van koers te veranderen. “De internationale realiteit vraagt om een kritische terugkeer naar discours en praktijk. De realiteit van Haïti, op de rand van de afgrond, vereist een breuk en concrete solidariteit,” beveelt mevrouw Etienne aan, die een samenwerking ondersteunt die transformeert, begeleidt en ondersteunt, maar die niet oplegt of infantiliseert.

Michel Chancy, professor-onderzoeker aan de Quisqueya Universiteit (UNIQ) sprak over zijn eigen ervaring als hoge staatsambtenaar in de functie van staatssecretaris voor dierlijke productie bij het ministerie van Landbouw. Hij begon met het presenteren van elementen van de situatie om de omstandigheden te illustreren waaronder Haïtiaanse producenten, met name boeren en herders, evolueren. Ondanks de moeilijkheden allerlei en een ongunstig overheidsbeleid, levert het werk van de boeren nog steeds ongeveer 50% van de geconsumeerde producten en is de landbouw de eerste leverancier van banen in het land. Vandaar de noodzaak om het te beschermen en te voorkomen dat de hulp ten koste gaat van het land. De heer Chancy presenteerde verschillende ervaringen met het overleg tussen de staat, producenten en hulpactoren via regionale en nationale overlegtafels om meer synergie aan te moedigen. Volgens hem hebben sommige van deze experimenten goed gewerkt, maar over het algemeen hebben ze veel beperkingen. Hij wees op verschillende problemen bij de structurering van de hulp die de nationale instellingen verzwakken, met name de vermenigvuldiging van donoren, themata, interventiezones, administratie, logische kaders, enz.

De voormalige staatssecretaris noemde als uitzondering de Cubaanse technische samenwerking, die zich zonder agenda ten dienste heeft gesteld van verschillende instellingen. Hij pleit voor een ontwikkeling van lokale productie in een echte beweging van economische solidariteit, in een win-win partnerschap, om de dumping van de Haïtiaanse boeren te bestrijden.

De heer Gorenflo, focal point “Civil Society, Human Rights and Justice” bij de delegatie van de Europese Unie (EU) in Haïti, benadrukte in zijn presentatie eerst de noodzaak om onderscheid te maken tussen internationale humanitaire hulp (op korte termijn, om levens te redden na rampen, gericht op de meest kwetsbare personen) en internationale ontwikkelingshulp (om duurzame structurele verbeteringen te bereiken en gericht op collectieve actie). Helaas is er volgens hem een sterke “afhankelijkheid van de gebaande paden” van zowel internationale als Haïtiaanse NGO’s door een humanitaire aanpak toe te passen, zelfs in ontwikkelingsprojecten.

Hij keek kritisch naar het gedrag van NGO’s die in het land actief zijn, wat volgens hem ook bijdraagt aan het falen van de hulp. Bezoeken aan de provincies stelden Gorenflo in staat om een zekere afstand te zien tussen Haïtiaanse NGO’s in grootstedelijke gebieden en die op het platteland. “Ondersteuning in de buurt, regelmatige uitwisseling van ideeën zijn noodzakelijk, maar dit is niet mogelijk met NGO’s gevestigd in Port-au-Prince die eens in de drie maanden partners in de provincies bezoeken. “ klaagt hij. Bovendien, zo betreurde hij, zijn zelfs grassroots gemeenschapsorganisaties (CBO’s) vaak ook losgekoppeld van een goede kennis van de behoeften van de lokale bevolking en hebben sommige mensen hun eigen belangen (vooral economisch), zonder enige vereiste of inspanningen voor inclusief lokaal overleg. Volgens hem zijn de moeilijkheden in verband met onveiligheid, zelfs als ze een belangrijke factor zijn, niet de enige oorzaken die het falen van sommige projecten verklaren en geen tastbare bakens of resultaten nalaten in de gemeenschappen: “De afstand van NGO’s tot lokale actoren, de marginalisering van de laatste, frequente personeelswisselingen, gebrek aan (politieke) dialoog met lokale autoriteiten, gebruik van ouderwetse lesmethoden (bijv. herhaalde bewustmakingssessies, training zonder kwaliteitscontrole, gebrek aan frisse ideeën en onderbenutting van moderne communicatietechnologieën) om de meest afgelegen en geïsoleerde dorpen te bereiken, overal willen zijn maar nergens echt zijn, het negeren van lokale academische expertise, het gebrek aan verantwoording aan de ontvangende gemeenschap, alleen aan de donor en ten slotte een gebrek aan ideeën voor het creëren van duurzame banen, zijn ook belangrijke oorzaken van dit falen,” klaagde het focal point voor het maatschappelijk middenveld, mensenrechten en rechtvaardigheid van de EU-delegatie in Haïti.

De heer Gorenflo riep op tot een verbetering van het beheer van de ontwikkelingshulp via NGO’s. Hij pleit voor geogelokaliseerde analyses die de rol van verschillende lokale actoren in een bepaalde omgeving benadrukt, een strategie van luisteren en dialoog en de toepassing van een multisectorale, holistische benadering in partnerschap met overheidsactoren in een bepaalde omgeving en in coördinatie met andere donoren. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om een dynamiek van dialoog aan te kondigen met Haïtiaanse actoren om projecten te identificeren die, naar zijn mening, concrete en duurzame ondersteuning kunnen bieden bij de (economische) ontwikkeling van bepaalde districten van Port au Prince, die worden gekenmerkt door geweld en een belangrijk programma van kleine subsidies, die op een niet-bureaucratische manier ten goede zullen kunnen komen van vooral kleine provinciale verenigingen en structuren.

De presentaties werden afgesloten met die van de heer Ernst Mathurin, lid van maatschappelijke organisaties en die publicaties op zijn actief heeft over de aanwezigheid van NGO’s in het land. Voor Mathurin is het altijd noodzakelijk om onderscheid te maken tussen de verklaarde doelstellingen en de verborgen doelstellingen die er zijn als we het hebben over hulp aan een land. Hij identificeerde vier (4) belangrijke momenten in de internationale hulp, die elk overeenkomen met een historisch keerpunt op mondiaal niveau. Op dit moment, zo wijst hij erop, zitten we bij het ontstaan van een multipolaire wereld en Covid-19. Voor Haïti is dit de periode na twee aardbevingen en de moord op oud-president Jovenel Moise. Deze gebeurtenissen hebben bijgedragen tot het versterken van de voogdij over Haïti, uitgekristalliseerd in de Kerngroep en de ontwikkeling van een criminele economie.

Mathurin is van mening dat “het land vandaag specifieke hulp nodig heeft voor zijn institutionele crisissituatie en steun om zijn lot terug in handen te nemen”. Voor hem is de gestelde vraag “welke hulp zou nuttig zijn in Haïti in de huidige context” politiek en daarom besloot hij de kwestie vanuit een politieke invalshoek te benaderen. Hij pleit voor de installatie van een verantwoordelijke regering om een nieuw bestuur te initiëren, de vereniging van de fracties van de elite die verbonden blijven aan het land en die van een progressief maatschappelijk middenveld. Hij eist de afschaffing van de Core group, de terugtrekking van buitenlandse bondgenoten die een consensus tussen Haïtiaanse burgers verhinderen en een grote mobilisatie van sociale actoren. Hij rekent op de installatie van een verantwoordelijke overgangsregering, de bijeenroeping van de fractie van elites die gehecht bleven aan het land en zijn toekomst, de ontwikkeling van een verenigde sociale beweging, in staat om de bevolking te mobiliseren rond een project van een progressieve en democratische samenleving.

Door een technisch probleem met een poging tot hacking tijdens de presentaties was er weinig tijd beschikbaar voor de debatten. Michel Chancy kreeg vragen over hoe deze brede economische alliantie, waarover hij sprak te creëren om de lokale productie te beschermen en dumping te voorkomen. Michel Chancy wil ondersteuning van jonge ondernemers, die risico’s willen nemen in de landbouwproductie aanmoedigen. Hij hoopt dat mensen die fors in het land hebben geïnvesteerd, zich ook maatschappelijke zullen inzetten om de zaken weer op de rails te krijgen.

De vertegenwoordiger van een organisatie van de Haïtiaanse diaspora betreurde het feit dat opeenvolgende regeringen aan de macht in Haïti altijd de indruk wekten dat ze niet voor het land werkten, maar voor de internationale gemeenschap, die een eigen agenda heeft. Hij moedigt een goede samenwerking op intern niveau aan, zonder dewelke hulp geen goede resultaten kan opleveren. Andere interventies pleitten voor allianties met lokale ondernemingen met het oog op het creëren van banen, het versterken van kleine en middelgrote ondernemingen in plaats van zich te concentreren op hulp, die zijn perverse effecten heeft.
Tot slot wilden verschillende deelnemers dit soort reflecties van tijd tot tijd organiseren (bijvoorbeeld om de drie maanden) om stakeholders in het veld een beter referentiekader te bieden voor hun acties.

Bron: Coördinatie Europa Haïti

Colette Lespinasse, CoEH-correspondent, Webinar-moderator, 12 juni 2022