Haïti: “We werden beroofd van het recht om te dromen”

Auteur: lionor Louis, socioloog, hoogleraar sociologie en onderzoeksmethodologie. Ingezonden naar AlterPresse op 7 maart 2023. Vertaald door Rhoddy Petit.

De indruk die de wereld van vandaag wekt, is dat we de dromen van vrede, gerechtigheid, solidariteit en welzijn voor iedereen op zolder hebben opgesloten. (Petrella, 2004: 13)(1)

Het idee voor deze tekst komt van de gesprekken die ik had met enkele vaders en moeders, jonge mensen, van wie de meesten zijn ingeschreven voor mijn sociologiecursussen, evenals enkele leden van volksorganisaties in Port-au-Prince. Ze vertellen me over hun dromen, hun teleurstelling en wanhoop, de meesten met tranen in de ogen. Ik denk dat het belangrijk is om deze gesprekken samen te vatten om ze met je te delen. “We zijn beroofd van het recht om te dromen” is de zin die vaak naar voren komt tijdens deze gesprekken. Dit weerspiegelt soms een tegenstrijdigheid, wanneer een student in het tweede of derde jaar van de universiteit je vertelt: “Ik heb niet eens het recht om te dromen”. Ik denk dat het zijn droom was die hem ertoe bracht zich in te schrijven aan de universiteit. Omdat hij gelooft in een betere toekomst? Natuurlijk niet!

Wij, vaders en moeders, droomden ervan om te leven, in vrede te leven, thuis te blijven, onze kinderen naar school te brengen, naar huis te brengen, hen te begeleiden met hun huiswerk, te eten, samen te spelen, naar het nieuws te kijken, een goede documentaire of een goede familiefilm. Vroeger gingen we naar ons werk, om thuis te komen, om onze verantwoordelijkheden te vervullen, om onze deuren open te laten, om goede relaties met onze buren te ontwikkelen, om niet bang te zijn. We droomden ervan om rustig te leven in ons land. Bovenal droomden we ervan om zo lang mogelijk te leven, zoals onze grootouders, om niet te sterven aan kanker, hoge bloeddruk, diabetes of beroerte.

Wij, de jongeren van Haïti, droomden ervan om te studeren, om in ons land te werken, om bij te dragen aan de welvaart, om dochters en zonen te krijgen, om hen op te leiden in het perspectief van vrijheid, moed en welvaart. We droomden ervan een gezin te stichten, om trotse en waardige zonen en dochters van het geliefde vaderland te zijn, om te sterven voor onze vlag, om het land te verdedigen dat onze voorouders ons hebben nagelaten, om ons hoofd rechtop te houden voor wie dan ook, “voor het land, voor de voorouders”. We droomden van eerlijke leiders, onkreukbare elites, uitgaan en naar huis gaan zonder angst om ontvoerd te worden. We droomden ervan om na onze studies in de publieke of private administratie te werken, om goed betaald te worden om zelfstandig te kunnen wonen. We droomden ervan om ons bedrijf op te richten om bij te dragen aan de economische ontwikkeling van ons land. Autonomie is onze meest gekoesterde droom.

We, boeren en boerinnen, droomden om thuis te blijven, om in harmonie te leven met de natuur, bomen, rivieren, vogels, land en zon. We aanbidden de gigantische “Mapou” van de bossen, beschermer van onze waterbronnen, we dompelen ons graag onder in onze rivieren om te baden, onze kwalen te genezen. We aten met plezier de vruchten van onze bomen, de wortels van onze planten. We droomden ervan om door te gaan met vee, onze velden te ploegen om de zonen en dochters van dit land te voeden. Onze koffie, onze cacao, ons suikerrietsap, ons kokoswater, onze mango’s, onze rijst, het was onze trots. Toch gebeurde het ondenkbare!

Als burgers van Haïti droomden we ervan om in een democratische samenleving te leven, om onze leiders vrij te kunnen kiezen, om niet afhankelijk te zijn van internationale hulp om onze verkiezingen te organiseren, om via instellingen die voor dit doel zijn opgezet, onze vertegenwoordigers te kunnen controleren. Van het Bestuur van de Gemeentelijke Afdeling (Casec) tot de Departementale Vergaderingen (AD), zoals bepaald in de Grondwet van de Republiek, wilden we deelnemen aan de ontwikkelingsplannen van de gemeenten, om onze stem te laten horen in de nationale begroting, het aandeel gereserveerd voor de departementen, de gemeenten, de gemeentelijke afdelingen. We droomden van decentralisatie en deconcentratie. Het is niet eerlijk dat het altijd Port-au-Prince is, dat beslist voor de provincies. Het is ondenkbaar dat zelfs om de departementen te voorzien van brandstof zo ver van Port-au-Prince, zoals Nord en Grande Anse, “tankwagens” worden gevuld in de terminals van Port-au-Prince, voordat ze honderden kilometers afleggen over wegen die vaak in slechte staat verkeren en gevaarlijk zijn om benzinepompen te bevoorraden, gevestigd in de hoofdsteden van de departementen. Het is niet eerlijk. Er is bijna niets meer…

Het Internationaal Monetair Fonds heeft ons gekruisigd

Jean Rebel(2) is student Antropo-sociologie aan de Staatsuniversiteit van Haïti. Hij woont in een volkswijk in het grootstedelijk gebied van Port-au-Prince. Als lid van een volksorganisatie en een studentenvereniging nam hij deel aan bijna alle protesten die werden georganiseerd tegen de stijging van de brandstofprijzen of om het vertrek van Jovenel Moïse(3) uit de macht te eisen. Hij omschrijft zichzelf vaak als een “student-activist”.

“We leven in een situatie van massale verarming van de bevolking. We kunnen nu al niet spreken van middenklasse in Haïti, de grens tussen hen en de armen is zo dun. Aan de basisbehoeften wordt niet voldaan: in de hoofdstad Port-au-Prince is water zo’n schaars goed geworden met de droogte die het land al meer dan vijf maanden treft. Het energiebedrijf levert amper een paar uur electriciteit per week. Soms zitten we ongeveer een week zonder stroom. De levensomstandigheden zijn moeilijker geworden toen, op bevel van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de onwettige en illegale interim-regering de benzineprijzen aan de pomp meer dan verdubbelde. Maar in feite zijn de prijzen op de informele markt verviervoudigd. Transport is sindsdien exorbitant duur geworden. Ondanks de stijgende brandstofprijzen kunnen burgers geen benzine aan de pomp kopen. Er is een informeel marktsysteem in de gashandel. Brandstofimporteurs, geconfronteerd met de passiviteit van de staat, beoefenen de zwarte markt. Volgens de door de staat vastgestelde prijzen zou een gallon benzine bijvoorbeeld het equivalent van US $ 3,50 kosten. Een gallon diesel (ongeveer 3,8 l) zou US $ 4,40 kosten. Op de informele markt kost het 2 tot 2,50 US$ meer. Dit heeft een ernstige impact op het dagelijks leven van gezinnen met een laag inkomen. Het minimumloon van de Haïtiaanse arbeider is bijvoorbeeld hetzelfde als de prijs van een gallon diesel aan de pomp, 4,50 per werkdag. Op de informele markt is het nog duurder. Door de ontwaarding van de nationale munt ten opzichte van de Amerikaanse dollar, door de corruptie van onze elites en de vrijhandel, zijn de kosten van levensonderhoud extreem hoog geworden. Het zijn gezinnen met een laag inkomen die de hoogste prijs betalen. Al deze ellende, deze grote ellende die we vandaag ervaren, is te wijten aan de toepassing van het neoliberaal beleid in Haïti en het soort politieke en economische elites die we kennen. Ze zijn tot op het bot verrot.”

U hebt het over de corruptie van onze elites. Maar u beschuldigt de internationale gemeenschap er nog steeds van verantwoordelijk te zijn voor alle kwalen van het land. Zou het een verandering van discours kunnen zijn of een nieuwe visie op de dingen?

“Ik zit niet in de logica van een binoom internationale gemeenschap / Haïti. Ik zit in een klassenlogica. Ik ben hier niet om Canada, de Verenigde Staten, Frankrijk, Brazilië of Spanje te beschuldigen, die de “kerngroep” vormen als belangrijke centra voor distributie en energiebeheer in Haïti. Ik kijk meer vanuit een klassenperspectief. De imperialistische heersende klassen hebben hun ‘satellietklasse’ in Haïti. Leden van deze klasse worden onder andere gerekruteerd uit de politieke, economische en culturele sectoren. Dit gebeurt op zo’n manier dat je niet eens de krachtige armen van de heerser ziet. Internationale actoren hebben er geen probleem mee om met corrupte leiders in de Derde Wereld te werken of zelfs te ondersteunen, zolang hun belangen niet worden geraakt of te veel schandalen veroorzaken, die hen zouden kunnen dwingen om verandering aan te brengen. Ik ben noch anti-Amerikaans, noch anti-Canadees of anti-Frans. Ze hebben hun bondgenoten hier in Haïti. Maar ook wij kunnen bondgenoten hebben in eigen land en in andere landen om ons te helpen mensenrechtenschendingen, de schaamteloze uitbuiting van arbeiders, de exploitatie van onze bodemschatten en andere aan de kaak te stellen.”

Onveiligheid komt wapenhandelaren in de Verenigde Staten en criminelen in Haïti goed uit. Maar het is ook een ‘politiek wapen’.

Dit is de mening van Janelle Jean-Pierre, een feministische activiste die afstudeerde in openbaar bestuur aan het National Institute of Administration, Management and Advanced International Studies (Inaghei). Mevrouw Jean-Pierre werkt bij het Directoraat-Generaal Belastingen (DGI) ten dienste van grote belastingbetalers. Ongeveer vier jaar geleden verdiende ze 780.000,00(4) gourdes per jaar wt op 60.000,00 per maand komt (dertiende maand inbegrepen). In Amerikaanse dollars was het US $ 12.000,00 per jaar. Vandaag, met een koers van 160 gourdes voor een dollar, is het salaris van mevrouw Jean-Pierre, ondanks het feit dat het is gestegen tot 75.000.000 gourdes (met de aanpassingen van de voorlopige regering) veel minder dan wat ze eerder verdiende. Ze verdient US $ 468,75 per maand, wat op een jaarlijks bedrag van US $ 6.093,75 komt. Het is nauwelijks genoeg om een bescheiden klein appartement in een min of meer rustige buurt in Port-au-Prince (zoals Delmas 75 of Turgeau) te betalen. Ze is bang om door de straten van de hoofdstad te lopen: “Zodra ik die grote auto’s met getinte ramen zie, beginnen mijn benen te trillen. Ik ben bang om ontvoerd te worden. Laat thuiskomen is voor mij bij zonsondergang. Je kunt niet naar de zee gaan, naar een vergadering gaan of met vrienden uit eten in een brestaurant. Niet alleen laat je salaris je niet toe om het te doen, maar iedereen is bang.” Behalve zij die bang maken, glimlachte ik. Zij die bang maken, hebben niets om bang voor te zijn, herhaalde ik.

Mevrouw Jean-Pierre: hoe is het zover kunnen komen?
Mr. Louis “Onveiligheid is goed voor wapenhandelaren in de Verenigde Staten en criminelen in Haïti. Maar het is ook een “politiek wapen”.
Kan je dit argumenteren?


” Criminele bendes, in Haïti beter bekend als gewapende bendes, belegeren de Haïtiaanse hoofdstad. De noordelijke, noordoostelijke, zuidelijke en zuidwestelijke ingangen worden door hen geblokkeerd. Bandieten verkrachten vrouwen en meisjes, kapen vrachtwagens met goederen, ontvoeren op klaarlichte dag, in het volle zicht van iedereen, burgers, op weg naar huis of in het verkeer. Overheidsinstanties zeggen geen woord. Deze groepen verklaren de politie de oorlog. Begin dit jaar (2023), tussen januari en februari, hadden ze een twintigtal politieagenten vermoord, de foto’s van de meeste van hun lijken werden verspreid op sociale netwerken. Over het algemeen verbranden ze de lijken van hun slachtoffers, waaronder politieagenten of soms vermoorde burgers. Hun modus operandi lijkt sterk op die van internationale terroristische groeperingen. Waarom kan de Haïtiaanse politie niet op tegen de criminele bendes? Ik weet niet of u het zich herinnert: op een dag huilde een officier van het nieuwe kleine leger, opgericht door Jovenel Moïse, hij had spijt dat hij niet over de uitrusting, wapens en munitie beschikte die nodig waren om de strijd met de bendes, die beter uitgerust lijken te zijn dan zij, aan te gaan. Zelfs de politie klaagt dat ze niet over de nodige middelen beschikken om criminele bendes het hoofd te bieden.” Mijn vraag blijft: waarom hebben politie en leger niet voldoende wapens en munitie, terwijl de bandieten zeer goed uitgerust zijn? Want onzekerheid is een tweesnijdend politiek zwaard. Oh kom op! In de begroting van de Republiek is het aandeel dat wordt besteed aan de aankoop van wapens en munitie zeer beperkt. Daarnaast produceren we bijna niets in Haïti. Alles wordt geïmporteerd. Men kan de directeur of het opperbevel van de PNH (nationale politie) bekritiseren, omdat de politie niet goed is uitgerust. Het draait allemaal om budget of ons vermogen om wapens te produceren om onszelf te verdedigen. Naast het budget is er de opleiding van onze agenten. Haïtiaanse politieagenten krijgen training van experts uit de Verenigde Staten en Canada. Haïtiaanse instructeurs werden opgeleid door Amerikanen en Canadezen. Dan kwam er een wapenembargo tegen de Nationale Politie. Terwijl gewapende bandieten over wapens van groot kaliber beschikken en regelmatig van munitie worden voorzien. Het is moeilijk om de Verenigde Staten en Canada ervan te beschuldigen betrokken te zijn bij criminele onveiligheid in Haïti. Maar we moeten erkennen dat als de politie er niet in slaagt om de strijd aan te gaan met gewapende bendes, politietraining en het wapenembargo variabelen zijn die je niet over het hoofd mag zien. Er is de zakelijke kant van de zaak. Zo loont de Amerikaanse wapenhandel met Haïti, via criminele netwerken, goed. Volgens de Verenigde Naties is er een crimineel netwerk in de diaspora dat wapens van de Verenigde Staten koopt om ze via de Dominicaanse Republiek over land, door de lucht en over zee naar Haïti te vervoeren. Een wapen dat in de Verenigde Staten $ 500,00 kost, kan tot US $ 10.000,00 worden verkocht in de criminele netwerken in Haïti.
Waar is de politieke kant waar u het over hebt?
Haïtiaanse politici, ik heb het over deze criminele professionals, die zichzelf politici noemen?
Waarom zegt u dat? Zijn het geen politici?
U bent socioloog. U weet heel goed wat het is om beroepspoliticus te zijn. Het zijn geen ‘drugsdealers’, ‘psychotische komieken’ die een menigte feestvierder amuseren door hun broek uit te trekken of de ‘stripper’ te spelen. Politici zijn niet degenen die het geld van werknemers gaan stelen van het National Bureau van Pensioenen en Verzekeringen (Ona). Ze sluiten leningen af van tientallen of zelfs honderden miljoenen gourdes om hun bedrijven te openen, om hun bedrijven te voeden ten koste van de ellende van de arbeiders. Nee! Deze mensen zijn geen politici. Het zijn dieven.
Ik begrijp het. Je luistert toch naar de radio? Nou, ja.

Dus, heb je bendeleiders horen praten over hun omgang met “kooplieden” op onze politieke scene? “yo se farin menm sak” (ze zijn van hetzelfde slag). De criminele bendes van vandaag waren ooit electorale bendes. Hoe gaat dat? Ze sluiten een krom politiek contract door wapens, munitie en geld uit te delen om de stembussen in hun voordeel te vullen. Bij de uitvoering van het contract vullen gewapende bandieten aan het einde van de verkiezingsdag de stembussen. Ze doen iedereen bang wegrennen en steken de stembiljetten van hun kandidaten in de stembus en verwachten dan hun overwinning. Zo niet, dan weet je wat ze vervolgens doen. Weet je nog wat er gebeurde bij de verkiezingen van 2011? Maar er is één belangrijk punt dat ik wil benadrukken voordat ik dit interview beëindig. Het gaat om de commericalisering van de veiligheid in Haïti.

“Als het motto van de Nationale Politie is om te beschermen en te dienen, kopen veel burgers, vooral ondernemers, de veiligheid van hun huizen en bedrijven. Het installeren van beveiligingscamera’s, het kopen van beveiligingshonden, gepantserde wagens, persoonlijke bewakers, zijn maatregelen die door rijke mensen worden genomen om hun veiligheid te waarborgen. Degenen die deze luxe service niet kunnen betalen, vallen ten prooi aan criminelen die ongemoeid opereren. Recente gegevens over het aantal bedrijven en beveiligingspersoneel in Haïti zijn niet beschikbaar. In 2012 waren er 12.000 veiligheidsagenten. Erger nog, de directeur van de Nationale Politie is Chief Executive Officer (CEO) van een particulier beveiligingsbureau. Hij is niet de enige. Andere leiders van de Haïtiaanse Nationale Politie (HNP) bezitten ook particuliere beveiligingsbedrijven.”

Wat zijn je dromen, in alles wat je zojuist hebt beschreven en geanalyseerd?

Ze slaakte een grote zucht, wreef over haar kin, haar ogen staarden in het plafond van de kamer in hout, golfplaten en beton. Haar ogen waren gevuld met tranen. Maar ze deed haar best om niet te wenen.

Meneer Louis, ik begon te dromen met mijn voeten op de grond, toen ik slaagde voor het baccalaureaatsexamen. Ik wilde zijn wie ik nu ben, mijn land dienen, reizen, maar terug naar hier komen om de rest van mijn leven door te brengen. Ik droomde ervan om twee kinderen te krijgen, een man die me respecteert, om in mijn kleine wereld te leven, mijn comfortzone. Op de dag dat de overwinning van Michel Joseph Martelly werd aangekondigd om aan de macht te komen, zei ik dat dit land pech heeft. Ik huilde. Maar ik was bang om getuige te zijn van de pech van mijn geliefde vaderland, om getuige te zijn van de legalisering van banditisme. Dit is waar we nu aanbeland zijn. Ik heb geen droom meer. Het recht om te dromen werd mij ontnomen. Ik ga niet weg. Ze zullen op een dag komen, zoals ze bij Arnold Antonin thuis verschenen om zijn vrouw mee te nemen. Ze zullen op een dag komen om mij te vermoorden, zoals ze de balie-advocaat, Monferrier Dorval, hebben vermoord, ze zullen snel komen, omdat ze niet ver weg zijn. Ze zullen me komen halen, omdat ze waren gekomen om de voormalige minister van Nationaal Onderwijs en professor aan de Staatsuniversiteit van Haïti, Pierre Buteau, te ontvoeren. Er is niets om over te dromen, mijn lieve man.

Lorvana, zijn nicht, zat in een zeteltje van smeedijzer en latanier te surfen op haar smarthphone van een oudere generatie Samsung, die op de Champ-de-Mars werd verkocht.

Meneer, zei ze met hese stem, er is een ernstig mentaliteitsprobleem, ja, onder onze elites, vooral onder die vrouwen en mannen die in het openbaar bestuur werken. Ze is een jonge vrouw, halverwege de twintig, werkzaam bij de National Society of Industrial Parks (Sonapi). Ze definieert zichzelf nog steeds als een van de nieuwe slaven van het onderaannemingssysteem met een salaris van minder dan US $ 5,00 per dag van tien uur. Officieel is de dag acht uur, maar in de praktijk is het tien uur. Volgens Lorvana Dominique gebruiken degenen die belangrijke posities in de administratie bekleden hun posities alleen om hun situatie met hun geliefden te verbeteren, zonder zichzelf ten dienste te stellen van de samenleving. Ze noemt verschillende gevallen. De minister van Volksgezondheid is ziek, hij gaat naar een privékliniek of naar het buitenland. De president van de Republiek heeft gezondheidsproblemen, hij doet hetzelfde. Directeuren van middelbare scholen en nationale scholen schrijven hun kinderen niet in bij de instellingen die zij besturen. De burgemeester van de stad koopt een huis in het buitenland. Een senator van de Republiek koopt een luxe villa in het buitenland. Het probleem is eerlijk gezegd niet alleen de buitenlander of de blanke, zoals ze zeggen. Onze elites moeten hun gedrag, houding en mentaliteit veranderen voordat ze kritiek leveren en stigmatiseren, concludeert de werkneemster.

Zeg, Lorvana, wat zijn je dromen, rekening houdend met het werk dat je doet?

Ze zet een verpletterend pruilmondje op: dromen, ik? Luister, meneer, Janelle studeerde aan Inaghei, werkt al bijna tien jaar in het Openbaar Bestuur. Ze kan niet dromen. En ik, je vraagt me of ik dromen heb? Wat zijn onze belangen, wij in de werkende wereld? een loonsverhoging, betere arbeidsomstandigheden, betere leefomstandigheden. Het salaris dat ik krijg is hetzelfde als de prijs van een liter benzine. Wat kan ik verwachten? Niets. In afwachting van een verdwaalde kogel of sterven in een ziekenhuis in staking of zonder hulpdienst, ben ik hier, geachte heer. Ik wacht op mijn dag.

Dit vervloekte land koste wat het kost verlaten

Het is dinsdagochtend, op de binnenplaats van een bijgebouw van de universiteit aan de Rivier Straat. De leerlingen vertelden elkaar allerlei verhalen. Maar wat mijn aandacht het meest trok, was een dialoog over het humanitaire visumprogramma van Joe Biden. Deze affaire maakt alle tongen los.

Yo! Fabrice, wanneer ga je weg? Wat bedoel je? Bidens programma, Man! Je oom heeft het formulier niet voor je ingevuld? Het interesseert me niet, zegt hij droogjes. Word niet boos, maatje. Het is maar een grap.

Grap of niet, het is een grap van slechte smaak. Niet iedereen kan weg.

Fabienne Jean-Jacques komt uit Carrefour (gemeente in het grootstedelijk gebied van Port-au-Prince). De 22-jarige rondde haar studie in 2019 af. Ze beproefde haar geluk twee keer tevergeefs bij het toelatingsexamen, georganiseerd door de Faculteit Geneeskunde van de Staatsuniversiteit van Haïti (Ueh). Omdat ze niet over voldoende middelen beschikte om haar opleiding aan een privé-universiteit te betalen, hielden haar ouders haar thuis en ondernamen ze hier en daar stappen om haar toegang tot het hoger onderwijs te bieden, dit keer, om het even welke faculteit. Ze beschouwen het falen van hun dochter in het medische toelatingsexamen en haar beslissing om twee jaar thuis te blijven als een soort smaad. Fabiennes vader is buschauffeur. Sinds hij zijn busje verloor bij een ongeluk veroorzaakt door geweerschoten van bandieten op de weg naar Martissant, is Emmanuel Jean-Jacques werkloos. Ondanks het feit dat hij met zijn vrouw, een straatverkoopster, samenwerkte om het geld te verzamelen, was hij niet in staat om het busje te repareren. Ten slotte had juffrouw Jean-Jacques een contact via haar moeder, waardoor ze een halve beurs (alleen collegegeld) kon krijgen aan een universiteit in Port-au-Prince. De beurs omvat voorwaarden: word niet zwanger, dubbel geen cursus. De reis van Carrefour naar het centrum is erg duur. Bovendien baren de veiligheidsrisico’s voor Fabienne veel zorgen. Zo besloten haar ouders dat ze bij haar tante Adline Jean-Jacques zou logeren, in Sainte-Marie (Canapé Vert).

Ik haat dit land, zegt Fabienne. Als ik er nog ben, is dat gewoon omdat ik geen manier kan vinden om het te verlaten. Het is drie jaar geleden dat ik klaar was met de middelbare school. Ik wilde dokter of apotheker worden. Twee keer heb ik tevergeefs deelgenomen aan het examen voor de faculteit Geneeskunde van de Ueh. En mijn ouders kunnen zich de luxe van een privé-universiteit niet veroorloven. Ik ben het beu, ik zweer het, Dieusibon. Ik hou heel veel van mijn vader en jongere broer. Ik kan er niet tegen om hem te zien sterven aan een hartaanval of om te horen dat mijn broer of moeder een verdwaalde kogel heeft gekregen. Ik zou het niet overleven. Ik beleefde twee lange jaren van schaamte, gewillig opgesloten met mijn ouders. Oef! Luister, Fabie, je wilde dokter worden, je bent nu geregistreerd in Boekhouding. Humph! Er is geen overeenkomst. Voor mij is het probleem niet het land. Ten eerste, wat is een land? Als we het over een land hebben, zien we de ruimte, de grens van deze ruimte, met een bevolking, rivieren, zee, vogels, bomen, klimaat, dieren en mensen. We hebben zo’n mooi land met zijn prachtige natuurlijke stranden, fruit in elk seizoen, een geweldig klimaat. Het is een prachtig land. Ja, een prachtig land dat door zijn inwoners in een hel is veranderd. Nou ja, welzijn in een land hangt af van menselijke relaties. Of, zoals de professor zegt, het hangt af van de soorten sociale relaties. Als sociale verhoudingen relaties van overheersing en uitbuiting zijn met een staat die in de eerste plaats de belangen van de dominante klasse verdedigt, zullen sociale relaties gebaseerd zijn op een structurele toe-eigening van het algemeen welzijn ten dienste van het kapitaal. Ik denk dat we dit allemaal moeten aanpakken. Je moet in de Faculteit der Menswetenschappen of Etnologie van de Ueh, Dieusibon zijn. Ik hou van de geesteswetenschappen, maar net als jij heb ik een keer mijn kans gegrepen op het toegangsexamen. Ik ga ook dit jaar weer mijn geluk beproeven. Ik hoop dat het deze keer werkt.
Wat zijn je dromen? Ik heb geen droom. Eerder een project: slagen in deze opleiding in boekhouden. Ik wil de vriend van mijn moeder die me heeft aanbevolen niet beschamen bij deze stichting. Ik heb boekhouden nooit leuk gevonden. Maar ik zal een poging doen. Waar een wil is, is een weg. Maar met betrekking tot mijn dromen, die zijn gebroken, ze vielen in de ravijn Bois-de-chêne. Ik geloof dat ze al bij die tonnen plastic afval horen, begraven in de kustlijn, aan de rand van Village de Dieu, Cité de l’Eternel of de Haïtiaanse marine, …. Mijn dromen zijn opgeslokt door een naamloos systeem. Ik zag de wereld om me heen afbrokkelen onder mijn voeten de tweede keer dat ik zakte voor het examen van de medische faculteit. Wat staat een jong meisje in dit land te wachten dat niet naar de universiteit of een goede vakschool kan gaan om een beroep te leren? Je kent het antwoord: zwangerschap, een of twee kinderen voor een onverantwoordelijke man, regressie in haar leven, tranen en lijden. Tenzij je ervoor kiest om bij je ouders te blijven wonen totdat rimpels en witte haren hier en daar op je lichaam beginnen te groeien. Je zult altijd de spot zijn van anderen. Ik zie mezelf niet in dat decor. Wat ik wil is dit land verlaten. Ik ga geen baby baren op deze vervloekte aarde.

“Heb je het over de vloek van het land”, reageert Dieusibon Jeantilus verontwaardigd? Haïti is geen vervloekt land. Integendeel, het heeft de pech dat het geldverspillers, malafiede politici, corrupte mensen, jonge mensen die niets voor dit land hebben gedaan en die, in plaats van te werken om het uit het slop te halen, willen vertrekken, op zoek naar betere levensomstandigheden. Geconfronteerd met de ecologische ramp, hoeveel mensen heb je gesensibiliseerd? Hoeveel bomen heb je geplant? Hoe vaak heb je eraan gedacht om geen plastieken sapflessen op straat te gooien? Hoe vaak heb je niet het initiatief genomen om jongeren samen te brengen om te praten over hun situatie in dit land. Nogmaals, ik zal zeggen dat het probleem niet het land is, maar de sociale verhoudingen.

Jean Rebel, Janelle en Lorvana Dominique, Emmanuel Jean-Jacques en zijn dochter Lorvana presenteren ons het trieste landschap van de realiteit van een samenleving, waar de samenvloeiing tussen droom en hoop geen deel mee zijn van hun sonbere toekomst.

Voor Rebel is de situatie toe te schrijven aan het IMF, dat een beleid heeft opgelegd dat bijdraagt aan de versnelde verarming van grote delen van de bevolking. Volgens hem moeten we ons niet beperken tot de binomiale internationale gemeenschap en Haïti, maar tot spelletjes van nationale en internationale belangen. Hij gelooft dat dit een omkeerbare historische situatie is en dat men nog altijd kan dromen van een welvarend Haïti.

Janelle en Lorvana zijn echter sceptisch over de toekomst van het land. Voor hen is er geen hoop. Er is geen hoop, zegt Lorvana, voor een werkster van haar soort.

Emmanuel Jean-Jacques, de vader van Fabienne, leeft niet meer sinds hij zijn enige bezit verloor na het oude bouwsel dat zijn ouders hem nalieten: een oude Jeep Izuzu-trooper omgetoverd tot een busje dat de Carrefour/Centre-Vlle-route aanbood. Hij ervaart een gevoel van nietigheid, van goed-voor-niets, omdat hij het busje niet kan repareren. Fabiennes falen heeft hem veel geraakt. Ze wil met alle middelen het land verlaten, om haar familie te kunnen helpen, vooral haar vader van wie ze zoveel houdt. Ze leert boekhouden om haar ouders niet opnieuw teleur te stellen. Aan haar vriend, Dieusibon, vertelt ze haar uitputting van het blijven leven, wat hem geen zekerheid geeft over de toekomst. Ze belooft geen baby te baren op het “verdoemde land Haïti” omdat dromen en leven in Haïti op dit moment niet samengaan.

Bron: https://www.alterpresse.org/spip.php?article29136

(1) Petrella Ricardo (2004). Verlangen naar menselijkheid. Le droit de rêver, Écosociété, Montréal, 208 blz.
(2) Alle namen die in dit artikel worden gebruikt, zijn toegeschreven aan de personages, die ons hun interview hebben gegeven of die ons hebben toegestaan hun gesprek op te nemen.
(3) Wijlen president van de Republiek van 7 februari 2017 tot 7 juli 2021.
(4) Er waren 50,00 gourdes nodig voor 1 Amerikaanse dollar.